Travels and Tales

A'way; met Annet en Lode op reis door Rusland, Mongolië en China in 1995

Zondag in Tiantan Park

China Daily

Het zit erop. Na ruim 35.000 km reizen in 10 weken, slapen we weer in ons eigen bed, eten we drop, douchen we weer elke dag en trekken we weer schone kleren aan ... Aardbevingen, omvallende bussen, auto's met panne, 'bad plane', mannen met dolken en geweren, ja zelfs de Chinezen hebben we overleefd. We hoeven niet meer te onderhandelen over van alles en nog wat, toeristenprijzen te betalen, worden op straat niet door iedereen aangegaapt, niet meer nageroepen (Ghello, Ghello).

Moskou vlag
Een schitterende stad met grote klassieke gebouwen, bedelaars, Lada's, oude trucks en uitlaatgassen. De autoritaire ambtenaren, militaire ceremonies, een grauwe omgeving ....... waar is glasnost? Moskou lijkt één grote zwarte markt. Voor warenhuizen en voetgangerstunnels struikel je bijna over mensen die met de verkoop van kleding, schoeisel en zelfs jonge poesjes en hondjes hun pensioenen en salarissen trachten op te vijzelen. Het contrast: neonreclame van Philips wedijvert met de gouden torens van de kathedralen binnen het Kremlin. Elegante vrouwen en duur geklede mannen stappen uit fonkelnieuwe Mercedessen, op het Rode Plein zingen sjofel geklede oude communisten met een rood spandoek tegenover het mausoleum van Lenin. Straatmuzikanten hopen op een beloning en souvenirverkopers blijven het halsstarrig proberen. Lange wachtrijen voor de McDonald’s in het weekend.

Wij gaan in ieder geval op bezoek bij Lenin, twijfelen of hij wel echt is. Doen een rondje Kremlin. Zitten uren op het Rode Plein. Kopen kaartjes op de zwarte markt en genieten van een avondje in het schitterende Bolshoi-theater. Favoriete transportmiddel? De metro! De stations zijn werkelijk schitterend: veel marmer, Stalinistische beeldengroepen van oorlogshelden, kroonluchters en steile roltrappen.

Trans-Siberië-express
Op dit eerste traject in de Rossiya, delen we een coupe met Harry (uit Rotterdam) en een matroos op weg naar Moermansk. Deze laatste vertelt zijn hele levensverhaal (in het Russisch) en kleedt zich voor z'n vrienden nog eens in vol ornaat in zijn zeemanskloffie. Nicolai, onze Duitssprekende corrupte conducteur en meteen ook de enige over de grens sprekende persoon op deze trein, vertelt ons meerdere malen dat Russische-service (of eigenlijk, alles wat Russisch is) 'schlecht' is. De restauratiewagen is inderdaad een troosteloze bedoening, Russen lopen dronken door de trein met ontbloot bovenlijf en de wc's tonen en ruiken niet aantrekkelijk. In deze trein genieten wij dan ook van de verwenluxe die Nicolai en 'Mama' ons bieden; ontbijtje, avondeten, een schoongemaakt tafeltje en de mogelijkheid alle onderdelen van de trein te kopen indien wij deze als souvenir wensen. Kortom, we hoeven onze coupé bijna niet uit te komen.

Uitzicht: Om de paar uur een grote stad. Grauw, grijs, lelijke verwaarloosde flats en rokende fabrieksschoorstenen. Kuddes vrouwelijke handelaren met vale hoofddoeken en oude kleren staan op ieder stationnetje te wachten om hun etenswaren te verkopen. Van hun grove gezichten druipt de treurnis. Het Oeral-gebergte (eigenlijk meer heuvelachtig dan bergen), steppe, veel heel veel berkebomen, grauwe dorpjes met houten huisjes. Dan weer berken, berken, berken, eindeloze bossen met zilverberken, rechte berken, kromme berken, hoge berken, lage berken, dode berken. Siberië.

We nemen tijdelijk afscheid van Harry. Nicolai schrijft ons een schattig briefje, waarin hij ons uitnodigt volgend jaar langs te komen in Moskou bij zijn familie. We verlaten ons ‘huis op wielen’ waar we van dinsdagmiddag tot zaterdagochtend in hebben gewoond. Dagen van 23 uur doordat we elke dag wel een tijdszone passeren, we arriveren uitgerust en ontspannen op onze bestemming.

Irkoetsk
Irkoetsk, met 500.000 inwoners, heeft ooit na een grote brand in de vorige eeuw volgens de boeken een grootse renovatie ondergaan. Maar waar vinden wij deze terug? Flats en oude vervallen houten huizen. De brede boulevards, waarover slalomend gereden wordt om de gaten en bobbels in het wegdek te omzeilen, lijken meer op zandweggetjes. Winkels vinden we er niet. Wel kiosken, waar alles (zelfs bruidsjurken) worden verkocht. De mensen gaan hier nog gekleed zoals ze er 50 jaar geleden bijliepen. Echter, bergschoenen aan de voeten van een vrouw blijven ze toch wel gek vinden.

Het Baikalmeer in Oost-Siberië. Het grootste, diepste en koudste meer van de wereld. Het dorpje Listvjanka is niet meer dan een haventje, een bushalte en een straatje waarlangs een tiental kleurrijke, goed onderhouden, houten huisjes staan. De koeien en geiten mogen lopen waar ze willen. Vanuit het vissersdorpje nemen we de hovercraft over het meer en de rivier de Angara terug naar Irkoetsk.

We stappen weer op de trein. Een geweldig uitzicht: links het Baikalmeer, rechts de besneeuwde bergtoppen van de Khamar Daban berglijn. Zware tassen, balen, zakken en dozen sjouwende Mongolen klimmen in de trein. Smokkelwaar. Spiritus, laarzen, sigaretten, fruit en drank. Er vindt een levende ruilhandel plaats. Zo verdeelt men de koopwaar onderling om zo binnen de toegestane hoeveelheden te blijven. Hoe dichter we bij de grens komen, hoe onrustiger onze Mongoolse coupe-genoten worden. En dan de grensovergang. De Russische douane (militairen) toont een staaltje dictatoriaal gedrag, ze commanderen ons de trein op, het perron wordt aan beide kanten afgezet en ze laten ons 3,5 uur wachten. Prikkeldraad, hekken en nerveuze militairen.

Mongolië vlag
De Mongoolse kant: Sukhe Bator. Weer vullen we formulieren in. Eén voor één de coupe uit, in de houding staan, foto wordt vergeleken en op de gang staan. De Mongolen draaien zelfs het plafond eruit om te kijken of ze smokkelwaar kunnen vinden. Na nog eens 4,5 uur wachten is het zodra we weer rijden feest. Alle goederen zijn de grens over en dat moet gevierd en teruggeruild worden. Dan maar genieten van het uitzicht: graslanden, loslopend vee en ger's.

Ulan Bator
We moeten bij het station even wachten op enkele medepassagiers. Dit geeft ons de gelegenheid om te genieten van een heerlijk ochtendzonnetje en van mooie mensen met schitterende koppen gehuld in traditionele kledij. Ulan Bator is verrassend leuk. We bezoeken het Natural Museum waar enkele imponerende dinosaurusskeletten staan. Hoezo groot? Aan de voet van het standbeeld van de nationale held Sukbataar genieten we van de rust, geen haast, genieten van de zon. Het land is arm, maar daar is weinig van te zien. Mensen gaan goed gekleed, modern of traditioneel. Groot contrast met Irkoetsk.

In het Winterpaleis van Bogd Khan (de laatste Mongoolse koning) is het net alsof de bewoners vijf jaar geleden zijn vertrokken en de tuinman vergeten is het gras te maaien. Het onderhoud is helaas matig geweest in de afgelopen 70 jaar. Wat gebleven is zijn de vele details in de bouw: kleuren, symmetrie, verschillende afbeeldingen, beeldjes op het dak.

Een dag de stad uit, 40 km zuidelijker richting Zuunmod. De lokale bus doet er een uur over, iets boven het Aziatische gemiddelde wat voor deze afstand staat. Graslanden, gers (ronde tenten waarin de Mongolen wonen) en overal loslopende kuddes paarden, koeien, schapen en yaks. We reizen samen met de plaatselijke bevolking. Geen toerist te bekennen. Ons einddoel, het klooster Manzshir Hiid, bereiken we na een prachtige wandeling van 2 uur. Ons gezelschap: marmotten in mosgroene heuvels en roofvogels cirkelend boven ons hoofd. De overblijfselen van het klooster (gedeeltelijk verwoest tijdens de Stalin-periode) zijn indrukwekkend.

Het hoogtepunt vindt plaats tijdens de terugtocht. Bij een ger grazen een aantal paarden. We maken met handen en voeten duidelijk aan de bewoonster dat wij paard willen rijden. Dat kan, alleen moet eerst het gezinshoofd, die ergens op de graslanden werkt, erbij worden gehaald. In de tussentijd wachten wij in de ger en krijgen tarag (yoghurt) voorgeschoteld. Lekker? Het "gesprek" verloopt met ons reisboek als tolk. De ger is van binnen ruim en luxer dan verwacht (een telefoon, een zwart/wit televisie).

Het paardrijden, samen met Opa, is fantastisch. Lode aan een touwtje, Annet ongebonden, allebei wat onwennig zittend op het typische zadel. Heuvel op, heuvel af, niemand om ons heen. 'Sitting on top of the world'. We nemen de kou en de snijdende wind voor lief voor deze geweldige ervaring. Ovoo, een heilige plek voor reizigers. Door drie keer om de stapel stenen heen te rijden in de richting van de klok, krijgen we de zegen van de geesten. Mongolië geeft de indruk van een wereld die nergens anders meer bestaat. Een wereld waar ruimte eindeloos is en de stilte bijna hoorbaar in het ruisen van de wind. Waar alleen de witte en bruine stippen van een kudde schapen, geiten, koeien en paarden en de grijze rookpluim boven een ger het onbegrensde groen zonder bomen onderbreken. Na afloop worden we weer tot eten en drinken gedwongen in de ger. Onvergetelijke sfeer. We zijn "eregasten " en worden als zodanig behandeld. Met tegenzin reizen we terug naar Ulan Bator, de koudste hoofdstad ter wereld.

We verlaten Mongolië weer per trein, door de Gobiwoestijn. Harry heeft zich weer bij ons aangesloten, evenals twee Aussies (Tim & Kate, tweeling), Gerd (een goeie Duitser) en twee jodelende Zwitsers, Felix & Andrea. Het wordt een gezellige trip. Binnen: veel bier, als voertaal een mengeling van Duits en Engels, een heus Transmongolisch songfestival (wat wij op onze sloffen winnen). Buiten: de Gobi woestijn, een uitgedroogde grasvlakte met kamelen als vervoermiddel. De avond valt en kleurt de woestijn vuurrood.

De grens. De spoorbreedte tussen Mongolië en China is niet hetzelfde, uit angst voor een invasie per trein. In het post-Koude Oorlog tijdperk wordt de trein in een loods gereden en wagon voor wagon opgetakeld. Nieuw onderstel eronder en een dik uur later is de trein gereed voor het Land Van Het Midden. De sfeer is niet prettig. Geuniformeerden patrouilleren om de trein. Er worden een paar treingangers als voorbeeld uit de trein gehaald, waaronder Kate. "You are in our country and you do as we tell you to do" . Het paspoort wordt nog eens gecontroleerd door 15 man en ze moet op een donker perron alleen wachten totdat de trein weer langskomt. Is de trein al vertrokken of als de trein langskomt stopt die dan wel? Wij vragen ons af hoe het met Kate gaat, zijn aangeschoten en sukkelen in slaap.

China vlag
Chinezen roepen Ghello (spreken dus volgens de reizigers-begrippen Engels) en lachen ons voortdurend uit. Gelijk hebben ze, zij zijn wel met 1.2 miljard en wij maar met 15 miljoen. Zodra wij ons dan ook buiten de geijkte toeristenpaden begeven zijn alle ogen gericht op deze vreemdelingen met grote neuzen, zelden zo'n bron van hilariteit geweest. Brommers en fietsers botsen bijna op elkaar, zowel volwassenen als kinderen stoten elkaar aan en wijzen; aller ogen gericht op de vreemdeling: 'The movie is called Alien and you are the star, a cinema-sized audience will gather to watch!' China, berucht voor de grootte en het enthousiasme van de starende massa en dit weten ze zelfs vol te houden tot in de 'Water Closets'.

De meeste van onze bedoelingen zijn waarschijnlijk in het faxverkeer tussen China en Nederland kwijtgeraakt. Hebben wij in Nederland enige zaken willen regelen om geld, tijd en irritaties te sparen, moeten we in de meeste gevallen veel extra moeite doen om op de plaats van bestemming aan te komen. 'Most people who come back with glowing reports of the PRC never had to travel proletariat class on the train or battle their way on board a local bus in the whole 10 days of their stay'. Blijken deze woorden na 8 weken China ineens meer inhoud te krijgen.

Zhongguo (China) betekent Land van het Midden. En zo voelen de Chinezen het ook. Waarom rekening houden met de buitenwereld? "Van democratie krijg je drugs, AIDS en McDonald's". Wereldkaarten worden steevast anders afgebeeld: China in het midden, het Amerikaanse continent rechts. Chinese landkaarten plakken Taiwan, Hong Kong en Macau overtuigend binnen de landgrenzen (met dank aan Lonely Planet voor de goede versie).

Het gevoel. Het gevoel van China binnenrijden. Noord zien we bergen met gedeeltes van de Chinese Muur. Zuid zien we bergen, rijstvelden, akkers vol zonnebloemen, ezels, Chinezen te voet, op de fiets, werkend, hurkend. Dit is het; reizen is geweldig.

Peking of Beijing?
Een wereldstad, waarvan het centrum iets dorps heeft. De buurt waar ons hotel in staat, bestaat uit steegjes gevuld met kleine winkeltjes, marktkraampjes, restaurantjes. Men leeft op straat en stookt op steenkool.
Kaartje kopen in de metro. Een angstige dame achter glas. Voor haar: geen rij, maar een kluwen mensen, dringend, duwend, schreeuwend. Het geld voor een kaartje gooi je door een kleine opening in het glas, het kaartje volgt niet veel later. Ik ben in het voordeel, een kop groter en kilo’s zwaarder. Ik heb onze kaartjes snel.

TiananmenWe spelen de Toerist en brengen veel tijd door op en rond Het Plein van de Hemelse Vrede. Raar, in juni 1989 werden studenten hier vermoord door het Rode Leger. Nu laten wij ons verzwelgen in de mensenmassa en de imposante gebouwen rondom Het Plein. Noord ligt de Verboden Stad, Zuid het mausoleum van Mao, Oost en West overheidsgebouwen, waar het communisme vanaf straalt. Ook een gebouw met klok, welke terugtelt naar 1 juli 1997. De datum waarop Hong Kong weer onderdeel wordt van het moederland. Mao heeft helaas geen tijd voor ons.

Jong en Oud zingen en dansen op ballroom-muziek op zondag in het park. We bezoeken de Verboden Stad en het Zomerpaleis van de keizerlijke familie. Een andere wereld. Zouden zij alles geweten hebben wat er buiten hun paleismuren gebeurde? We worden voor het eerst geconfronteerd met de overheidspolitiek "Rip off foreigners". Voor hetzelfde toegangskaartje betalen wij, geachte buitenlanders, drie keer meer. We worden 'foreign friend' genoemd, er wordt 'walking wallet' bij gedacht.

Veel Chinese toeristen kruisen ons pad. Een voorbode voor wat ons te wachten staat? Op één plek lopen ze ons echter niet in de weg: zondagochtend 06.30u in het Tiantan Park. De (voornamelijk oudere) aanwezigen op dit onaardse tijdstip beoefenen Taiji met muziek op de achtergrond, al dan niet in en groep, laten hun vogeltjes luchten, spelen kaart, badminton of Chinees schaak en wij? Wij kijken toe en genieten van deze rust in de wereldstad, Beijing. Waar het verkeer chaotisch is. Vreselijk veel fietsen, nu al teveel auto’s, toeters, bellen, bijna aanrijdingen. Voeg daar aan toe de individuele Chinees die er gezellig op los gilt en rochelt, zonder enig respect voor zijn of haar omgeving. Mooi park.

De Muur. Niet de "Disneyland"-versie bij Badaling (compleet met kabelbaan, souvenirkraampjes, leuningen en volledig gerestaureerd), maar Simatai, het minst toeristische, ontoegankelijkste gedeelte op 110 km (dus drie uur reizen) van Beijing. We hebben een kleine excursie geregeld met als andere deelnemers: Tim, Kate, Harry en Gerd. Gezelligheid troef. Verder weer weinig toeristen ontmoet. Je kunt je niet voorstellen dat dit bouwwerk ooit volbracht is. Op de steilste stukken (70 procent stijgingspercentage!) klauter je op handen en voeten omhoog. Gerommel in de verte. Delen van de Muur storten in. Ons groepje is uitgebreid met enkele vasthoudende souvenirverkopers. Zij lopen met ons mee, lachen terwijl wij zweten. Eentje luncht zelfs met ons mee en als beloning voor haar geduld kopen we cola en ansichtkaarten. Zou zij nog onder de indruk zijn van het uitzicht? Waar je kijkt zie een stenen lint dat zich over de heuvels slingert, daartussen de torens.

Binnen-Mongolië
Een week waarin we door schitterende natuur rijden. De "rode provincie", gekleurd door het zand. Bergen met diepe scheuren, ezels en kamelen op landbouwgrond, dorpjes met stenen en plaggen huisjes. En dan: de graslanden. Hier voel je je klein. Kuddes schapen, koeien, geiten en paarden.

PaardenOnze graslanden-tour (verplicht met gids, regeringsregels) lijkt op een rustoord. Het schema van 1 dag is gewoon over 3 dagen uitgesmeerd. Dit betekent voorgeprogrammeerde activiteiten die met uren tussenruimte plaatsvinden. We zoeken onze yurt geregeld op, lezen, schrijven, dobbelen, doen de was. Hoogtepunten zijn de reis hier naar toe, de geweldige natuur, onze privé Mongoolse Song & Dance avond bij een kampvuur en de ingelaste trip naar de Gele Bergen. Absoluut dieptepunt: ons rondje op de rug van een kameel....

Hard-seaters in de trein van Hohhot naar Baotou. De trein in komen is het eerste probleem. Er zijn geen plaatsnummers, meer passagiers dan zitplaatsen. De mensen die uit de trein willen, worden tegengehouden door de mensen die haast hebben in de trein te komen. De wagon is afgeladen. We kunnen de rugzakken in het bagagerek kwijt, geen zitplaats echter. Een conducteur bonjourt ons naar de volgende wagon, waar uiteraard ook geen plaats is en geen zicht op onze rugzakken. We gaan weer terug naar ons oorspronkelijk uitgangspunt, toch wel onwennig. Er zijn hier weer teveel Chinezen. Ze praten over ons, lachen ons uit, bekijken ons ongegeneerd, rochelen, spugen, slurpen en gooien hun vuilnis op de grond. Af en toe haalt er een Chinees zijn of haar voet over de net uitgespuwde rochel. Een wonder: een Chinees die meer Engels kent dan "Hello". Hij regelt zitplaatsen voor ons op een bank waar maximaal 8, hooguit 10 mensen kunnen zitten. Nu zitten er hier 12 mensen plus twee kinderen... Drie uur later zijn we in Baotou en een ervaring rijker.

De bus van 8.30 uur naar Dongsheng vertrekt keurig op tijd. Pas als de bus vol is en dat is enkele minuten voor 9 uur het geval . Een krakkemikkige bus, een krakkemikkige weg. We zitten achterin, tussen de bagage en kijken op alle zwarte koppies. Maar zij zitten liever achterstevoren naar ons te kijken. Totdat wij mee gaan rochelen en met een arrogante kop naar buiten gaan zitten kijken. Het spannende is eraf, we zijn geassimileerd. Richting Dongsheng, langs het Zingende Zand van de Gobi-woestijn. Bijna halen we het niet. Onze bus schiet van de weg in een geul, balanceert op twee wielen en hangt ‘bijna’ tegen een heuvel aan. We reageren onbewogen: als we gaan, dan gaan we samen!

Onze aankomst in Dongsheng is spectaculair. Bepakt en bezakt stappen we uit, eerlijk gezegd weet ik niet eens zeker dat we in Dongsheng zijn. In geen velden of wegen is een contactpersoon te bekennen. Zelf maar op pad. Een ongeschoren man komt op ons afgestapt en begint vloeiend Chinees tegen ons te praten. Zijn kaartje klopt half, half met onze gegevens, na enig aarzelen gaan we mee. Buiten wordt mijn onzekerheid al groter als de goede man als vervoermiddel een fiets gebruikt. De hotelnaam klopt niet, stennis maken helpt niet. Een Engelssprekende dame stelt ons over de telefoon gerust. We hebben een kamer in het goede hotel met een andere naam, momenteel even geen water en/of elektriciteit.

Het Mausoleum van Djengis Khan bereiken we na een schitterende rit van 1,5 uur in een taxi. Links en rechts diepe kloven in de grond, waarvan de kleur verandert van vaal naar rood. Velden met verdroogde zonnebloemen en maïs. Op de weg karren, voortbewogen door paarden of ezels. Hier zijn de jaren ‘90 nog niet begonnen, misschien de 20e eeuw zelfs nog niet. Het Mausoleum is van buiten het mooiste tot nu toe. Het complex staat in de middle of nowhere, niet verpest door Chinese toeristen. De fresco’s zijn af en toe net foto’s.

Terug in Dongsheng luister ik naar mijn hart en niet naar mijn hoofd. We kopen twee zware stenen leeuwen, met het idee: "Vanmiddag droppen we ze op het postkantoor en verschepen we ze naar Nederland". Leuk plan, slechte uitvoering. De beelden zijn te zwaar om te verschepen. Twee uur zeuren, vreselijk veel yuans minder en het "lichtste" beeld is ons niet meer tot last. De andere doos bakstenen draag ik nog zeven weken op mijn rug.

Hygiëne, wordt dit H-woord hier ooit uitgesproken? In de hotels treffen we het woord desinfected aan. Er ligt poeder alsof er tegen de ratten is gestrooid. Maar in de hoeken en kieren ligt altijd wel ‘iets’, zijn er tochtgaten of schimmelvlekken. Op straat poept, piest en spuugt iedereen maar van zich af (soms zelfs ook binnen).

De Chinese treinen hebben aparte wasbakken, dit is geweldig nieuws! Als niet iedereen zijn theebladeren erin weggooit en als er water uit de kraan komt, is dit echt een pluspunt. Of het beddegoed en het handdoekje nu wel of geen bruine vlekken hebben van de vorige reiziger het wordt niet vervangen, maar gewoon opgevouwen en klaargelegd voor de volgende. De tafeltjes en vloeren worden afgenomen met ‘iets’ waarmee alle andere wagons ook reeds zijn gedaan. Daarnaast hangt je gezondheid af van de medereizigers. Heel veel roken en de ramen pas openzetten als het daarvoor te koud en te laat is. De conductrice komt het vuilnis en de kwatten opvegen, die nog niet uit het raam zijn gegooid. Om het even later uit de wagon te vegen. En wij GT’tjes lopen met onze lege colablikjes op zak; verbeter de wereld begin bij jezelf!

Het eten in de stalletjes op straat kan er al dagen liggen, staat bloot aan de uitlaatgassen en steenkoolverbranding. Vlees wordt niet gekoeld. Vegen de vrouwtjes de straat aan (en dit ontwikkelt nogal wat stofwolken) is er niemand die ook maar iets afdekt. Valt er iets op de grond, rapen we het op en doen alsof er niets aan de hand is. Een vrouwtje bij een theestalletje geeft haar vier klanten een glas thee. Bij vertrek van haar klanten vult ze de glazen opnieuw en wacht de volgenden af.
Hebben wij een te ver doorgevoerde smetvrees? Zouden ze het hier begrijpen als wij uitleggen dat wij alles smetteloos willen hebben? Wij schillen onze appeltjes (het water is bruin als het uit de kraan komt), slapen in onze eigen slaapzakken, drinken uit onze eigen mokken, gebruiken onze persoonlijke chopsticks.

We vinden het 'niet vervelend' om Binnen-Mongolië te verlaten. Mooie dingen gezien, maar ook veel tijd verbruikt. Treinreisje van 27 uur naar Xi'an. We leren Chinese kinderen wat Engels, eten ons vol en doden de tijd met dobbelen (tussenstand Annet-Lode 31-15...). Het uitzicht tijdens de reis lijkt al gewoon. Terwijl het schitterend is: bergen, rijstvelden, rivieren, vee. Zelfs de 'hard sleepers' zijn voor ons geen probleem. De slurpende, rochelende, spuwende en snurkende Chinezen kunnen we makkelijk hebben. We doen gewoon mee en slapen door het gesnurk (op een halve meter) heen.
Ochtendnevel, groen en gelige kleuren. Veel mensen werken op het land. De huisjes zijn van geel leemzand gemaakt. In de brokken zand zijn gaten/holen gemaakt (voor opslag?), maïs ligt te drogen op de daken. Zoals bijna alles hier lijkt te drogen, zelfs de Gele Rivier lijkt amper te stromen.

Xi'an
Xi'anXi'an is vroeger de hoofdstad van China geweest en het eindpunt van de zijderoute die Europa via het Midden-Oosten in kontakt bracht met de Chinese cultuur. Veel van deze cultuur is nog terug te vinden in Xi'an. Pagodes, tempels, interessante musea maken deze stad draaglijk. Want het is één en al lawaai. Fietsbellen, autoclaxons, mensenstemmen, winkelinstallaties. Eén grote Chinatown, een muur van geluid komt op ons af, gekoppeld aan benauwd weer. Ondanks dat Xi'an een wereldstad is, lijkt alles zo kleinschalig. Er is geen echte hoogbouw, de mensen lijken dicht bij elkaar te staan.

Het echte hoogtepunt bevindt zich buiten de stad: het Terracottaleger. De keizer die de Chinese Muur liet bouwen wilde na zijn dood beschermd blijven en heeft een leger om zijn grafheuvel opgesteld. Hoezo indrukwekkend? Zo'n vijfduizend soldaten, allemaal verschillend, opgesteld in slagorde. Pittige uitvaartverzekering moet dat zijn geweest. Daar moet misschien nog iets aan worden afbetaald want toeristen zijn hier weer wandelende portemonnees. Voor elke hal moeten we een nieuw kaartje kopen (uiteraard duurder dan de doorsnee Chinees). Buiten de hallen zijn er weer de souvenirkraampjes. Alle verkopers roepen, trekken aan onze armen of we vooral niet bij hun kaarten, beelden, boeken, postzegels willen kopen. We beginnen lukraak ergens, als we zeggen dat we eerst rond willen kijken dalen de prijzen aanzienlijk. De aanvangsprijs voor een soldatenkop was 65 yuan (13 gld). We kopen er uiteindelijk twee voor 35 yuan. Daarna willen we iets eten in een zee van eetstalletjes. Weer het schreeuwen, gillen, wuiven; 'this is war'.

De terugreis naar Xi'an via het prehistorische dorpje Banpo is enerverend te noemen. We laten ons zo langzamerhand niet meer afzetten in de minibusjes (waar de conducteur de prijzen bepaalt) en betalen de Chinese prijs. We hebben met onze bijbel (Lonely Planet reisgids) duidelijk gemaakt waar we naar toe willen, dus de kaartverkoper weet waar we eruit moeten, toch? Klopt, midden op de snelweg bij afslag Banpo worden we eruit gezet! Gelukkig samen met een inboorling die ons op de goede bus dropt. Toch is dit de manier om hier te reizen: zelf zoeken, onderhandelen, weerstand ondervinden, knokken om in de bus te komen, meer zien, meer meemaken. Alleen is het wel zeer vermoeiend.

Tweede hoogtepunt in Xi'an: een Engelstalige krant (China Daily) met te veel 'goed nieuws' over China (krant wordt uitgegeven door de overheid) en de uitslagen van de Champions League: 2x winst voor Ajax!

Door de Zijderoute kwam de Islam in West-China. Daar is nu nog veel van terug te vinden. Eetstalletjes, een echte Moslimwijk en een heuse moskee. Op onze fietstocht door Xi'an (door drukke straten en smalle steegjes, langs toeterende auto's, foeterende Chinezen en ploeterende medeweggebruikers van alle leeftijden) bezoeken we de moskee. Op dit vroege tijdstip een oase van rust. We gaan het ene uiterste in het andere: lawaai, drukte, chaos en dan ... niets, vogeltjes en rust! Zodra de toeristengroepen arriveren is het gedaan met de rust en stappen wij weer op de fiets. Fietsen in China lijkt eenvoudig. Je bepaalt waar je naar toe wilt en fietst volgens de kortste weg daarheen. Helaas. Tienduizenden andere weggebruikers willen hetzelfde. Daarom toetert, belt, schreeuwt iedereen elkaar uit de weg. Je komt drie paar ogen te kort. We passen ons snel aan, bellen bij iedere inhaalpoging en zijn brutaal op de kruisingen. Hier geldt het recht van de sterkste. Voetgangers negeer je gewoon, je slalomt langs ze. Wie heeft er wel overmacht? De man of vrouw met Rode Band plus Vlag. Hij/zij bepaalt met zijn/haar lange stok bij grote kruisingen of de fietsers ook mogen oversteken. Andere Heersers zijn de beheerd(st)ers van de verplichte fietsenstallingen. Geef je geen weerwoord, dan betaal je weer toeristenprijzen.

Op straat zien we bedden, al dan niet voorzien van een Rode Kruis vlag. Hier worden massages uitgevoerd tussen de uitlaatgassen door veelal blinde vrouwen. Ze voeren de massages puur uit op gevoel.

De laatste dag besteden we geheel indoor: uitslapen en met een taxi naar het History Museum. Het regent pijpestelen! Het museum geeft een goede samenvatting van wat wij hebben gezien. We besteden tijd aan de dingen die we willen zien en nemen vervolgens afscheid van onze vrienden in Xi'an: de verlegen serveerster in het restaurant, de lachende groenteboer bij het treinstation (vier keer boodschappen gedaan en hij bleef maar lachen als hij ons zag) en onze contactpersoon Jessica.

Xi'an is goed bevallen. De trein rijdt nog een stuk langs de stadsmuur, met haar poorten op de vier windstreken. De muur is zo mooier en minder toeristisch dan toen wij erop stonden. Lode mijmert: "China moet oppassen, het gaat fout met het toerisme. Cultuur wordt verpest door commercie, waarschijnlijk omdat de Chinezen het zelf mooi vinden hun eigen foto te hebben in een gek kostuum tussen kleurige vlaggen met het onderwerp klein op de achtergrond. Souvenirverkopers gebruiken hun beperkte Engels in de gebiedende vorm: You buy, very cheap. I make you good price. Tell me your last price. Ik bepaal zelf wel wat ik koop, en dan bepaalt Annet wel of het goedkoop is. Ga je de verkoper in het Chinees te lijf, wordt er voorzichtiger gehandeld."

Vanuit de trein zien we weer de typische bergen, bijna altijd in/achter een nevelgordijn. Maïs ligt op de daken te drogen. Op de raarste plaatsen zien we grafstenen. Vaak een enkeling midden in het graanveld, maar ook in bergen of langs de spoorlijn, schots en scheef door elkaar. Zoveel mensen hier in China, als die allemaal een plaatje onder de zon willen!? Boeddhisten geloven in reïncarnatie en worden verbrand; dat scheelt er zo weer een paar miljoen. De machinist van onze trein heeft zijn rijbewijs bij een pak rijst gekregen. We hebben al een aantal noodstops overleefd, waarbij iedereen van z'n slaapbank rolt.

Lanzhou
Lanzhou Een slenterdag. We arriveren later dan verwacht en ons uitstapje naar grotten met boeddhistische beelden is moeilijk te organiseren en gaat op eigen vervoer gigantisch in de papieren lopen. We trakteren onszelf dus maar op rust en lekker eten. Het centrale plein van Lanzhou draagt de karakteristieke naam: 'Het Oosten is Rood'. Naast de typische vreetstegen, veel nieuwbouw in het centrum en gelukkig weinig 'Hello, hello' geroep. Echte rust vinden we aan de kade van de Gele Rivier. Heerlijk mensen bekijken. De oude moslimmannetjes en -vrouwtjes zijn een bezienswaardigheid, evenals wij natuurlijk. Vandaag is het een rustige dag voor ons, slechts twee fotosessies met Chinezen …

Sanitair relaxen?! Relaxen kan alleen nog in de betere hotels. Een echte en een eigen wc. In de Rossya vinden we dat ons Page-toiletpapier onze enige luxe is. De wc is voorin de wagon al te ruiken. Wordt er überhaupt wel schoongemaakt?! Angstvallig proberen we, in een schommelende, plotseling remmende trein, de wc-pot en -bril niet te raken. Een staaltje acrobatiek met stalen bovenbenen. De situatie lijkt in China in eerste instantie erger. De wc’s zijn op 500m afstand nog te ruiken en bestaan uit een gat in de grond. Duidelijk voordeel is dat we niet bang hoeven te zijn de bril of de wc te raken. In de trein is dit zeker een voordeel. Hier zijn verhoginkjes voor de voeten gemaakt en zie je in sneltreinvaart de rails onder je passeren.

In de minder ontwikkelde gebieden treffen we houten huisjes op palen zonder deur. Het gat in de grond ontstaat door twee planken neer te leggen waarop men moet staan. In aanmerking genomen dat wij aardig wat zwaarder zijn dan de Chinezen, is de angst om er door te zakken dan ook groot. In de meeste gevallen zijn er geen maatregelen getroffen voor de afvoer. De gezamenlijke openbare toiletten zijn als het meezit nette betegelde ruimtes, waar mannen en vrouwen i.i.g. gescheiden zijn. Het zijn een hele reeks ‘gaten in de grond’ naast elkaar, gescheiden door muurtjes van ongeveer 1 meter hoogte. We zitten hier gezellig naast elkaar. Wij westerlingen zijn in het nadeel. Het hurken zoals de Aziaten dat kunnen, is voor ons onmogelijk (Een boom opgezet hierover met Zweedse Birgitte, zodra wij op onze platte voeten hurken, rollen wij naar achteren. En dat is iets wat je jezelf niet wilt laten overkomen in deze ruimtes...) Bij binnenkomst in deze ruimte zie je net de bovenkant van de zwarte kopjes boven de scheidingswandjes uitkomen. Wij westerlingen daarentegen, zittend op onze tenen, steken met onze hoofden aan de voorkant eruit. En waarschijnlijk is dit het wat ons Westerlingen zo interessant maakt. Want ook hier op deze ‘nette’ toiletten worden wij aangestaard. Iedere keer als we een bezoek afleggen (als je moet, moet je, ook als er geen duur hotel in de buurt is) krijg je een rij toeschouwers om je heen. De eerste keer als je zoiets overkomt, lach je nog een beetje benepen en denk je dat dat is omdat ze weinig (of nooit) een buitenlander zien. Daarvoor ben je in deze achteraf gebieden. De volgende keren scheld je ze in het Nederlands de huid vol, maar ook dat helpt niet. Wat is er zo interessant aan onze witte billen? We weten het aardig te verdoezelen met lange truien en jassen, maar rustig zitten en je lekker laten gaan is er niet bij. Hoewel de buren daar absoluut geen probleem mee hebben... Noemen ze dit nu reiservaringen?

Dalai LamaTibet was onafhankelijk in 1950 toen de Chinezen het land binnenvielen en annexeerden op 'historische gronden'. Honderdduizenden Tibetanen vonden hierbij de dood. In 1959 vluchtte de leider van de Tibetanen, de Dalai Lama, naar India en richtte hij een regering in ballingschap op. Meer dan honderdduizend Tibetanen zijn hem inmiddels gevolgd naar Dharmsala. Een absoluut dieptepunt was de Culturele Revolutie, die korte metten maakte met alle dan nog zichtbare resten van de Tibetaanse cultuur. Vrijwel alle kloosters werden verwoest (1600 kloosters in 1959, in 1979 waren er nog maar 10 over), de monniken verdreven. Het oorspronkelijke Tibet (zie Landkaarten) is groter dan de huidige provincie. De provincies Gansu, Sichuan en Qinghai herbergen nu een gedeelte van het voormalige 'Dak van de Wereld'. Inmiddels wonen er meer Chinezen dan Tibetanen binnen de grenzen van het oude Tibet. Tibetanen verdienen minder dan Chinezen, krijgen minder onderwijs. Onderwijs dat overigens uitsluitend in de Chinese taal wordt gegeven. Werkloosheid groeit doordat Chinezen voorrang krijgen bij het verdelen van het werk. De wereld (Verenigde Naties en dergelijke) maakt zich druk over andere probleemgebieden en wil het grote China te vriend houden. Er zijn al wel verbeteringen, maar Tibet is nog altijd niet zelfstandig. China doet erg moeilijk als reizigers individueel door het prachtige landschap van Tibet willen reizen. Bang voor wat reizigers te zien zouden krijgen?

Xiahe
toiletHet plaatsje Xiahe en het Labrang klooster met 1600 monniken zijn letterlijk en figuurlijk hoogtepunten (2900 meter). Het Tibetaanse dorp ligt nu in de Gansu provincie. Xiahe bestaat één hoofdweg die dwars door het dorp loopt. Bij aankomst (na een paar uur bussen vanuit Lanzhou) lopen we bepakt en bezakt naar onze slaapplaats (20 minuten), al was het maar om de gillende en opdringerige fietstaxi's geen rit te gunnen. "Hallo, Hee! Waar willen jullie heen? Labrang Hotel? Labrang Klooster? Labrang Guesthouse? Neem mijn taxi!" De zandweg ziet rood en paars van de monniken, die in kleine groepjes opgewekt overal aanwezig zijn. De Tibetaanse nomadenpelgrims, die in hun zware onfrisse bergkleren naar de 'stad' komen, prevelen hun gebeden. Lopend, knielend en kruipend, kilometer na kilometer langs de gebedsmolens die zij allemaal met de klok meedraaien om de meer dan twintig paleizen en tempels met gouden daken, stupa's en honderden lage witte lemen hofjes. Mini-lamaatjes van vijf of zes jaar ravotten op de binnenplaats; een opleving in het geloof, nomadenfamilies staan weer enthousiast een zoon af aan het klooster. Handige bijkomstigheid van al deze lange kleden (van zowel de monniken als de Tibetaanse pelgrims, zowel mannen als vrouwen) ze kunnen overal gewoon 'zitten'; 'if you have to go, just go!'

little buddhaTijdens de Culturele Revolutie werd het aantal monniken sterk teruggebracht. Ze werden mishandeld en gedwongen een andere levensvervulling te zoeken. Ook de gebouwen en kunstschatten liepen grote schade op. Vijfentwintig jaar na de wrede verstoring van de kloosterrust wonen er monniken in de leeftijden van 5 tot 85 jaar. Ook de gebouwen zijn weer grotendeels hersteld.

Om 06:00 uur horen wij vanuit alle hoeken van het klooster het gemompel en geprevel van de ochtendmantra's. Wij liggen dan nog lekker in ons bed in het guesthouse van het klooster, diep onder de wol. De regen, sneeuw en vrieskou proberen we nog even buiten te houden, geen verwarming èn geen (warme) douche. Na een stevig ontbijt (Tibetan tea, yak yoghurt en pannekoeken) in Snowlands volgt onze gebruikelijke route naar de grote gebedshal. In vol ornaat met hun gele fluwelen steken in de vorm van hanekammen (typisch voor de Gelupa) komen alle monniken (rennend) naar deze centrale tempel. Twee imponerende lama's met breed uithangende mantels, een smalle zilveren sjerp over hun schouders, een extra hoge en veel gelere steek en een zware staf dragend, treden aan. De rest trekt hun 'laarzen' uit en gaan op blote voeten naar binnen, op de voet gevolgd door ons. Wij blijven een beetje verlegen aan de kant staan en kijken hoe de monniken plaatsnemen op lage banken met kussens temidden van vele bonte pilaren, beschilderde muren en doeken die ergens uit het beschilderde plafond komen. Hoge boeddha-beelden en duizenden kleinere en een geur van yak-boter. Met open mond luisteren wij naar de dreun van de stemmen, diep en massief, een laag basregister. Met dezelfde ogen als wij hen bekijken, bekijken zij ons. Ineens verstoort geroffel het gezang, de monniken rennen op blote voeten naar buiten, komen achtereenvolgens binnen rennen met thee en een soort rijstepap. Een geweldig gezicht, kippevel; de mantra's, het rennen en ondertussen (kinderachtige) geintjes met elkaar uithalend. Zij hebben er plezier in, èn wij ook! We blijven lang (te lang?) hangen. En alle plannen die we hier hadden, vergeten we. We gaan gewoon drie dagen het klooster in om de rest gewoon te vergeten. Eénmaal gaan we het dorp uit. Binnen een kwartier staan we in een vallei, tussen bergen met yaks en schapen. Tibetanen te voet en te paard komend lachend voorbij.

Een uitgaande school met grappige kinderen, eigenlijk meer schoffies, roepen 'Ghello' en 'You pay'. Wie heeft ze dit laatste geleerd en waarom? Bij de tempel pak ik het uitgestoken handje van een jochie. Daar lopen we hand in hand. Als hij me ondeugend aankijkt en 'You pay' zegt, roep ik er vrolijk Joepi de Poepie overheen. Hij giechelt, huppelt naast me en is vergeten wat hij eigenlijk roept (heeft hij het ooit wel geweten?) en oefent op z'n Joepi de Poepie.

Een opgestoken duim, iets prevelen en een geld gebaar maken, de pelgrims bedelen wat af. Maar waar begin je en waar eindig je of toch maar bikkelhard. Waarom? Rijk zien ze er niet uit, is het om de reis terug te betalen? truck Onze bergschoenen zijn verschrikkelijk interessant en menigeen wil zijn 'kralen' er graag voor ruilen. We lopen de pelgrimsroute tegen de klok in. De pelgrims houden ons tegen, proberen ons om te draaien. We gaan gewoon door, de foto's die we maken zijn schitterend. Af en toe wanen we ons in Zuid-Amerika (Peru, Bolivia), de pelgrims zouden niet misstaan met bolhoed en panfluit. Intrigerend: duizenden kilometers uit elkaar en toch zoveel overeenkomsten.

Onze 'gids' Randy komt naar Xiahe. Slapen wij al 3 nachten in het guesthouse van het klooster, zonder douche, kachel en ook maar iets van luxe. Zij beweert doodleuk dat wij in het Labrang Hotel hadden kunnen zitten, daar hadden wij al voor betaald. I.p.v. de 7 yuan per nacht die wij nu betalen hadden we in een hotel kunnen zitten van bijna 100 yuan! Ook hier komen we wel overheen. We moeten de volgende dag om 06:30 uur in de ochtend een bus halen. Mijn maag werkt absoluut niet mee en onze Randy is dan ook niet echt blij als we pas in de laatste seconde voordat de bus vertrekt aankomen rennen. Hier vertrekt de bus zowaar wel op de geplande tijd.

Buitenlanders mogen hier alleen met het openbaar reizen als ze een speciale verzekering bij de Chinese Staatsverzekeringsmaatschappij hebben afgesloten. De ouders van een verongelukte Japanse toerist hebben een rechtzaak tegen de Chinese staat gewonnen. De wegen zijn hier rampzalig, kans op ongelukken is groot. Daarom: een extra verplichte verzekering! Op weg naar Hezou samen met Hielke en twee studenten, die na deze trip 'gewoon' voor een uitkering gaan. Dat ik na zoveel weken en deze relaxte tijd me toch nog zo kan opwinden over een stel mislukte studiebollen. In Hezou blijken dezelfde dag geen bussen naar Langmusi te gaan. Maar we willen door, - haast?! Randy gaat in onderhandeling met de chef van het 'busstation'.

Er zitten hier verschillende Tibetanen die ook mee willen. Zij zitten dan ook voor een dubbeltje op de eerste rang, als wij rijke foreigners een volledige bus huren voor een habbekrats om naar Langmusi te rijden. We vertrekken echter niet voordat er een aantal 'zachte' banden onder de bus gezet zijn en gaan op pad. De weg van Hezou naar Langmusi is een regenachtig en slibberig. En na een paar uurtjes staan we dan ook in de 'file'. Een omgeslagen truck. Aan de ravage te zien lijkt het wel de inhoud van 4 trucks. Ik hang nog steeds kotsmisselijk over Lo heen, terwijl buiten het landschap grilliger en steeds mooier wordt. Wat een uitzicht, zo stel ik me Tibet voor. Mannen komen op pony's en yaks aanrijden, parkeren ze bij restaurantjes en doen inkopen. En wij wanen ons in het wilde westen. In the middle of nowhere staan donkerbruine tenten, koppels vee lopen overal los rond. Langmusi (Xiahe zonder toeristen) ligt op de grens tussen twee provincies en is dus in het rijke bezit van twee kloosters. We struinen dit dorpje af, bezoeken de twee kloosters. Zien hoe een vrouwtje darmen staat schoon te maken in het beekje. En eten in een slaapkamer dat doorgaat voor restaurant van 12m². Hier drie dagen doorbrengen lijkt me geen straf. We hebben echter maar een dag. Om uit Langmusi te komen blijkt ook weer een probleem. De bus die wij willen nemen, wil geen foreigners meenemen. Hebben wij hiervoor een gids? Wij regelen zelf wel wat.

We praten met een jongen die behoorlijk Engels spreekt (zelfs beter dan ons gidsje Randy) en hij vertelt Lo en Hielke zijn levensverhaal: "In navolging van de Dalai Lama naar India vertrokken, als monnik heb ik veel mogelijkheden om te studeren. Nu mijn broer is overleden moest ik terugkomen om voor mijn ouders te zorgen en heb geen toekomst meer." De mannen zijn er stil van, raden hem aan om als gids te gaan werken. En dan moet er weer iets ondernomen worden om hier weg te komen. We huren een tracktortje om ons ongeveer 5 kilometer verderop te brengen naar een kruising, waar we kunnen liften of misschien komt er nog een bus langs. Hortend en stotend. Wachten op wat? De bus hebben we i.i.g. gemist. De trucks nemen ons niet mee. Maar dan een luxe minibus ... mooier kan niet. Ruimte voor de lange benen van Hielke. Goed zicht op een steeds wisselende omgeving, sneeuwtoppen, rotsen, uitgestrekte vlaktes met af en toe een tent. Een man die gebedsbriefjes vanaf een berg strooit voor zegening van zijn nieuwe motor. Stoppen voor zeldzame kraanvogels, een 40-tal adelaars, spelende marmotten, kuddes met paarden, koeien, yaks en geiten. Een onvergetelijke rit.

Rust. In Zoige, een recht-toe-recht-aan dorp, kaarsrechte wegen met lelijke Chinese betonbouw en lage houten huisjes van de Tibetaanse bevolking, blijkt ons gidsje weer van weinig belang, beweert dat alles goed komt en laat ons 'afzetten'. Maar wij Nederlanders blijken weer te bijdehand. Wij betalen gewoon niet tot we op een normalere prijs uitkomen (nog steeds te hoog). En ons Chinese gidsje heeft het moeilijk met deze westerlingen. Weer bezoeken we een Tibetaans klooster. Zoeken ook hier maar onze eigen weg, als we van de Tibetaanse rondleiding toch niets begrijpen. Heerlijke hete noodlesoup - bijna niet te eten. Nemen hier na zes dagen een warme douche. Ook hier nemen ze uiteraard geen foreigners mee op de bus. Er is hier ooit een bus omgevallen (begrijpelijk, de wegen zijn weg) met een dode toerist tot gevolg die ons nu nog dwarszit. Men is terughoudend in het plaatsen van buitenlanders op de bus. We discussiëren over het feit dat we dit beter met een Tibetaanse gids hadden kunnen regelen of nog beter zonder gids.

Wij gaan liften. Enige probleem: het is vriezens koud. En liften betekent hier achterop een truck zitten. We bedenken alvast dat we onze slaapzakken tevoorschijn gaan halen. Niets staat vast in dit land: Als de bus buiten het zicht van het busstation is, stopt de chauffeur, die ons nu voor een extra prijs wel mee wil nemen. Oké, wat is erger extra dokken of kou lijden? We kiezen voor het eerste. Maar ook dit blijkt nog een ontbering. Raampjes blijven vanzelf open gaan. De bus is stampvol en Hielke kan zijn benen niet kwijt. We zijn een attractie. Ik zit naast een Tibetaan die zijn hele levensverhaal vertelt. Ik lach hem toe, antwoord hem in het Nederlands en we hebben lol samen. Mannen met mooie grote bewerkte dolken. Mannen apetrots met grote geweren. Mannen en vrouwen met grote lange 'jassen' waaruit, zodra ze gaan verzitten, een speciale yak-geur komt. Hielke twijfelt of deze mensen überhaupt weten wat wassen is. Maar ik geef ze geen ongelijk. In deze kou moet je er niet aandenken ooit je kleren uit te doen! Ook hier starten Lo en Hielke een zangrondje. Verbaasde hoofden draaien zich naar ons om. Hoe komt het toch dat wij iedere keer achterin de bus zitten? We vliegen dan ook bij elke kuil of bobbel twee meter door de lucht en komen vervolgens niet geheel zacht neer. En weer stoppen we in the middle of nowhere. Pa en Ma worden door hun drie kinderen en een yak op de bus gezet. Geen tent, geen mens of iets te bekennen op deze grasvlaktes. Waar komen ze vandaan? Waar gaan ze heen?

Wij gaan in ieder geval door naar Songpan, nadat we Hielke in een dorpje ervoor achterlaten, een beetje verlaten op de weg, zwaaiend. Ik zie mezelf en Lo naar hem zwaaien door de achterruit. Raar is dit afscheidnemen. Toch in korte tijd veel beleefd samen en nu weer ieder voor zich. Wij gaan door. Weer een andere minderheid, houten huisjes, tempels, kinderen met rode sjaaltjes en weer toeristen. We komen weer in de buurt van de geijkte toeristenpaden. We zoeken wat te eten; dumplings!

De vakantietijden? Om 4.00 uur op om een bus te halen en pas om 6.00 uur 's avonds in Chengdu aan te komen. Een dodemansrit van 800 kilometer in het donker langs ravijntjes zonder gas terug te nemen. Kotsende vrouwen in het trapgat of uit het raam. Neerstortende rotsblokken en weer uren wachten. Dan weer uren over hobbelende wegen. Mannen met opgezette wilde katten, kippen en grote balen bagage stappen in en uit.

Chengdu
Chengdu is groot, teveel Chinezen, fietsers, chaos, lawaai en smog. De afgelopen dagen hebben we in guesthouses geslapen van 7Y. Hier verwennen we onszelf en gaan we voor een hotel van 280Y. We volgen een tip van Merel en Robert en gaan naar het Giant Panda Breeding Research Base, een hoogtepunt! We struinen het hele park af (te voet en zweten wat af in deze hitte) en vinden twee panda’s achter glas. Lekker zittend en achterover op de rug liggend op bamboestengels knagen. Buiten rolt er een op z’n rug heen en weer en hangt een ander in de boom. Fluffy-oren, waterige kleine zwarte oogjes. Traag bewegen ze zich voort en vallen op de raarste plekken in slaap. Geweldig, we brengen hier een paar uur door en genieten van de rust. Gaan vervolgens langs bij twee ukkie Giant Panda’s in het ziekenhuis die nieuwsgierig naar ons toekomen en zich laten aaien.

Zelfverzekerd als we zijn, stappen we ‘s avonds na een stevig maal terug naar het hotel. We zijn onderhand wel gewend aan het staren, nakijken en ‘ghello’-geroep. Maar als iemand hard langs fietst, stopt en naast je gaat fietsen, ga je twijfelen. Toch niet weer iemand die z’n Engels wil oefenen, iets wil verkopen of geld wil wisselen? Niets van dit alles: "Hai folks, are ye lost?" Het is een Amerikaanse student die bezorgd is en zich afvraagt of wij hier wel goed lopen (een stoffig stel backpackers in een dure buurt?!). Hij studeert al drie jaar Chinees in Chengdu, is enthousiast en is blij weer een beetje Engels te kunnen praten. Maar als wij al zoveel aandacht trekken, hoeveel hoofden doet hij dan omdraaien? Groot, kaal en heeft een donkere huidkleur; oftewel een prototype Amerikaanse basketballer.

Lo heeft een off-day en ik besluit de theehuizen in het Renmin-park alleen te doen. Geen zin om de onderhandelingen aan te gaan met de Chinezen die me zeker willen afzetten besluit ik te lopen. Een dag waarop ik heel China alleen aan moet. Als ik mijn pad richting park verlaat voor wat interessante marktjes en achteraf straatjes, ben ik mijn richtingsgevoel prompt kwijt. Vandaag tref ik het, kijkend op mijn kaart, komen een paar Chinezen op me af die mij weer op het rechte pad zetten. Het duurt ruim twee uur voordat ik slaperig aan de (veel te dure) thee zit. Luxe en rust, Chinese muziek op de achtergrond en stelletjes die foto’s laten maken. Als ik het park bezichtig blijken er veel meer theehuizen te zijn, gezelliger en veel Chinezen (luidruchtig, druk en goedkoop). Als een oude van dagen zit ik aan de waterkant de families (pa, ma en 1 kind) in de bootjes, opaatjes die Majong spelen en de zakenmannetjes die hier hun krantje lezen te bekijken.

Drie uur met de trein in een luxe treinwagon naar Emei. Wat kan er mis gaan op Vrijdag de 13e? Luister en huiver. Bij het bestijgen van de trein word ik tegengehouden, we hebben 1 ticket te weinig gekregen. Gewoon doorlopen met een arrogante kop langs de "stewardessen" in kostuum. Deze dames houden toespraken, schenken water in, en horen tot vier keer toe ons verhaal aan over het missende kaartje. Dan wordt een agent erbij gehaald die vraagt wat we voor de kaartjes betaald hebben. Snugger verhogen we het totaalbedrag tot het juiste aantal voor vier. Er wordt gelachen en instemmend geknikt. In hun beleving zijn die toeristen gewoon weer afgezet! Het wordt wel irritant om 'geregelde' zaken steeds zelf weer te moeten regelen.

Eén kind is geen kind. Ondanks de fanatieke één-kind-politiek, groeit de bevolking van China nog steeds met 'één Nederland' per jaar. Van de grootste stad tot het kleinste dorp beslissen lokale partijcomitees wanneer een echtpaar hun enige kind mag verwekken. Is de eerstgeborene een meisje, dan mogen man en vrouw - na vier jaar en als beiden ouder dan 28 zijn - verzoeken om een tweede kind. Deze uitzonderingsregel geldt alleen voor het platteland, in de grote steden is een tweede kind per definitie niet toegestaan. Voor kinderen boven plan moet een forse boete betaald worden, afhankelijk van de draagkracht. Maar op het platteland willen de boeren meer kinderen hebben als sociale garantie en extra mankracht. Hoe langer hoe meer jongeren trekken echter van het platteland naar de stad om goedbetaald werk te zoeken, waardoor meer bejaarde ouders onverzorgd achterblijven.

kleine keizerEen metafoor zegt dat de mens gedurende zijn leven 's ochtends op vier benen loopt, 's middags op twee en 's avonds op drie. Het 'derde been' is de wandelstok, die de zorgbehoefte van de ouderen symboliseert. Eén van de weinige normen die openlijk door het communistische regime is overgenomen van de oude traditie, volgens de eeuwen geldende confucianistische norm: het kroost dient zijn ouders te respecteren en begeleidt hen tot aan de dood. Ouderdom telt in China. De traditie eist respect voor de oudere generatie. Een vertrouwd gezicht in China zijn de oma's (en soms ook opa's) met hun kleinkinderen. Ze zijn apetrots, duwen hun oogappeltjes naar voren, welke in de meeste gevallen split-trousers dragen en veel van de jongetjes een net iets te grote legerpet. Het enig kind, ook wel kleine keizer genoemd.

Emei-shan, een van de heilige bergen in China. Trappen, kloosters en duizend stappen naar de zon. Al snel constateren we dat dit er veel meer zijn. Weer heb ik last van mijn maag. De hitte is ondraaglijk en met geen mogelijkheid sleep ik mijzelf omhoog. Dus dalen wij. Maar ook dat is een uitputtingslag voor de spieren. Uren lopen, dragers en souvenirverkopers ontwijkend, zitten en kijken. De pelgrims die in hun dikke jassen wèl hun weg omhoog werken. Van klein broekkie van nog geen vijf, tot oma van 80. Ze lachen, zweten en klimmen. Vol ontzag kijken wij toe. Waarom? Wat denken ze daarboven de wolken te vinden? Wij gaan de volgende dag omhoog met een minibus. Boven regent het, is het koud en mistig. Emeishan De wolkenflarden maken van het klooster een spookhuis, dan weer is het helemaal verdwenen. Pelgrims liggen in het gras, de een eet iets, anderen slapen; zij hebben het gehaald - Duizenden stappen naar deze felle zon. 'Sitting on top of the world' uitkijken over de wolken. Niets - Rust. Maar ook hier verstoren de Chinese tourgroepen de rust. Wij wandelen naar beneden, door de wolken dalen wij de trappen af. En ineens doemt daar in zijn roze/rode pij een monnik op uit de mistflarden, gevolgd door de pelgrims die we gisteren ook tegen kwamen. We delen koekjes. Oma gaat even zitten en zoonlief probeert een gesprek. We lachen, brabbelen ook een verhaal in het Nederlands zeggen gedag en groeten met ‘Dalai Lama’; mooie ontmoetingen!

We treffen een Nederlandse Djoser groep. Weinig actieve mensen. Een gids regelt de reis en kaartjes. 's avonds bezoeken ze de betere eettenten. Ze begrijpen niet dat wij dit land met z'n tweeën doen. Het is dan natuurlijk ook wel een overwinning.

Op pad naar Lijiang. Op het treinstation worden we teveel bekeken. We gaan buiten wachten. Dikke torren, rare vliegende insekten en ratten. Ach, als de nachttrein maar komt, we hebben slaap. We gaan zowaar voor een soft-sleeper. We hebben geluk, een nette politieman met moeder in onze coupe. Blijkt deze man giga te snurken. Normaal snurken, boeren, scheten, slurpen we hebben overal doorheen geslapen. Maar zelfs met oordopjes in weet deze vent mij uit mijn slaap te houden. Laatste optie: gewoon met mijn kussen slaan! In Panzhihua zou iemand met buskaartjes op ons staan wachten. Wachten, wachten en alle gillende kaartverkopers ontwijken. Niets. Pom, pom, pom... Als ook de laatste bus op het punt staat te vertrekken voor een tien uur durende rit, regelen we het zelf maar weer, we wachten hier niet een extra dag omdat China weer 'ns niet georganiseerd blijkt te zijn. Zien een staaltje van oplichterij: voer een toneelstukje op en zorg dat iemand zo gek is te denken dat het echt is. En gaan vervolgens heuvel op en heuvel af, langs steile rotswanden. Dode naar beneden gevallen geiten, kinderen zwaaiend aan de kant van de weg, rijstvelden. En eindelijk is daar Lijiang, midden in de nacht op zoek naar ons hotel. Was het maar zo simpel, het hotel is vol, lopend naar een ander hotel met onze volle bepakking en reeds 24 uur op pad.

Lijiang
Naxi vrouwenDe volgende ochtend is onze contactpersoon natuurlijk niet op het afgesproken tijdstip aanwezig en wij een kwartier later ook niet meer. Kan er kan niets goed geregeld worden in dit land. Deze makker beweerde gisteravond (nadat wij 24 uur hadden getreind en gebust, en met volle bepakking naar een ander hotel waren gelopen) dat de door ons in Nederland betaalde trip door de Tijgersprong-kloof alleen voor zijn onkosten was... Pom pom pom. Eerst Lijiang maar in. Pluspunt: Naxi-sandwiches. We zitten op een back-packers route en de plaatselijke horeca past zich aan. Een bananepannekoek en een muesli-ontbijt! Het eten hier in het Zuiden is fantastisch. We slenteren het dorp uit en lopen door de akkers terug. Springend over slootjes, tussen de werkende bevolking door komen we uiteindelijk in de oude wijk Dayan, het meest schilderachtige deel waar de Naxi dicht opeen wonen. Smalle steegjes waarlangs beekjes, stroompjes water naar beneden stromen. Veel blauwe kleding, mooie kapjes of 'gewoon' een pet. De vrouwen dragen een 'hemelse cape' met decoraties die de zon, maan, sterren en stralen voorstellen, een wijde blouse met daarover een strak hesje en een wijde plooirok afgezet met een brede strook. Zij zijn hier in deze samenleving de baas! Houten huisjes met binnenplaatsjes, bloemetjes, potten, maïs dat ligt te drogen, afgewisseld met rode pepers en de was. Mooi dorp gelegen in de uitlopers van de Himalaya. De bergen zijn hoog, de Jade Draak Berg reikt zelfs tot 5.596 meter.

koor's Middags veel tijd op het lokale reisbureau doorgebracht, waar wij wonder boven wonder gelijk krijgen (na een telefoontje met het hoofdkantoor in China). We wachten af wat de rest van de vakantie gaat brengen. 's Avonds bezoeken we een concert van een traditioneel Naxi-orkest. Vonden we dit goed? Na de Tijgersprong-kloof gaan we nog een keer terug!


Van Lijiang een bustrip naar Qiatou, het begin van de Tijgersprong-kloof. In Backpackers café bereiden we ons voor: reserveren een stevig ontbijt, een lunchpakket en lezen de verhalen van onze voorgangers. Figuren die nooit terug zijn gekomen, landslides en een lange moeilijke weg te gaan. Een dag later hebben we 23km lopen erop zitten en relaxen we in het paradijselijke Walnut Grove in het guesthouse van Woody. Hier heeft de tijd stilgestaan. Het bestaat dus nog in China. Ongerepte natuur, mensen die nog niet verpest zijn door toerisme. En de rust. Als er geslurpt wordt of gerocheld dan ben ik het. Het zonnetje breekt door. Het leven is zo mooi. Enige zorg: hoe laat eten we? De kloof is indrukwekkend. We voelen ons klein en nietig. Heerlijk zo weinig mensen onderweg: af en toe een herder of een boer.

Daju, een dag en 17km verder lopen. Best wel een trots gevoel. De inspanning eist z'n tol, ook gezien de recordwarmte: 30 graden zonder wind. Daju is een mooi dorp, maar te heet. 's nachts: duizenden sterren. Terug weer naar Lijiang, samen met twee Zwitsers, twee Zweedinnen en een Waal, gezelligheid kent geen tijd. Ook niet als de traditionele lekke band roet in het reisschema gooit.

Van Lijiang naar Dali per bus. Sta je vroeg op (6:00 am) om bij Peter's onze afscheid Naxi-sandwich te halen, is die voormalige wereldtent gesloten! Zit je om 6:30u op de 7:30u bus te wachten.... Verkassen naar het Zuid-busstation, op bevel van de strenge conductrice. Aldaar aangekomen vraagt een vriendelijke dame in het Chinglish waar wij naar toe willen.

Ik ontplof ter plekke, Annet blijft rustig en wandelt weg. Een tweede dame verschijnt ten tonele met hetzelfde verhaal: de bus is vijf minuten geleden vertrokken. Ik haal Annet op en ben al half op weg een taxi als een speer achter de bus aan te sturen. Dan komt de aap uit de mouw. Natuurlijk is de bus niet te vroeg vertrokken (niets vertrekt hier namelijk te vroeg, alles te laat). De juiste tekst luidt:

Pom, pom, pom. Het wordt niet het enige oponthoud naar Dali. Alles wat we tot nu toe hebben meegemaakt onderweg wordt in één rit herhaald: files door aanrijdingen, plas- en eetpauzes, wegwerkzaamheden (welke weg?), privé-goederenvervoer van de chauffeur, een gekapseisde truck, een hijskraan bezig de boel te herstellen. Het grootste oponthoud ontstaat als we door een dorp met één straat moeten waar net de wekelijkse massale markt wordt gehouden.... Acht uur in de bus, met schitterend uitzicht.

daliDali is toeristisch, maar het kan erger. Lekker eten, relaxte medetoeristen af en toe hebben we dit gewoon even nodig. Weinig bezienswaardigheden in het dorp zelf. Alles speelt zich erbuiten af: de markt in Shaping, het Erhai-meer. Trillend over kinderkopjes fietsen we tussen de landerijen door. We nemen de tijd voor foto's bij een tempel en lopen brutaal door naar de gebedsruimte. Veel vrouwtjes en een paar kinderen. Blauw overheerst, wierook en een tingelend geluid, slechts overstemd door het harmonieuze gezang van de vrouwen. Ze lachen vriendelijk naar ons, vinden het best dat we bij hun dienst zijn. Tijd heeft hier niets te maken.

We fietsen terug richting Dali maar halen het niet. Net wordt bijna van d'r fiets gesleurd en een soortgelijke tempel ingetrokken. Hier spant de gastvrijheid de kroon. We worden gedwongen mee te eten, één groot ritueel. alles wordt eerst aan het middelste beeld getoond en vervolgens opgeschept. We zitten aan tafel met een "priester" en werken bakken rijst met noedels weg. Zoveel vriendelijkheid, gastvrijheid en spontaniteit zonder tegenprestatie te verlangen. Je vergeet op slag alle naarlingen. Als we weggaan groeten alle vrouwtjes ons, stoppen met eten, werken, kwebbelen en ze zwaaien ons gezamenlijk uit. Waar kunnen we heen om dit te verbeteren?

Met de slaapbus naar Kunming, een aardbeving achter de rug. We werden wel wakker, maar ook niet meer dan dat. In Kunming een nieuw hoogtepunt: Poste Restante, 12 stuks! Heerlijk. Je mist thuis niet echt, maar door alle verhalen, de drop van Ron & Cynthia en de kranten van Edwin zit je ineens in Amsterdam. We blijven lezen, ieder snippertje informatie nemen we tot ons.

Kunming is weer zo'n grote stad. We struikelen over de mensen, de auto's, de fietsers, het lawaai. Relatieve rust vinden we 2½ uur buiten Kunming in het Stenen Woud. Een verzameling rotsen, vroeger zeebodem nu een imponerende verzameling stenen. Ook een Chinese topattractie, tot drie uur bevolken de Chinese dagtoeristen het park, daarna hebben meerdaagse toeristen (zoals wij) het rijk alleen. Heerlijk dwalen, klimmen, klauteren. Afwachten nu hoe "Maybe" onze bus terug naar Kunming is.

Chongqing halen we. En dat is bijzonder want onze transporteur heet: China Airlines, de luchtvaartmaatschappij met de slechtste reputatie ter wereld. De stad is weer een industriestad, 6 miljoen inwoners, compleet met smog en druk verkeer. Hoogtepunt? Dumpling Plaza! Wat een geweldig restaurant. Vechten om een plek aan een tafel, slechts 1 keuzemenu: dumplings. Rechte tafels met harde krukken, 1 soort drank: warm water. Het is heerlijk: we eten 5 borden voor 12 yuan (2 gulden en veertig centjes). We hebben een dag over voordat we de boottocht over de Yangtze-rivier maken en die willen we vullen met een bezoek aan Boeddhistische grotten in Dazu (hebben we dat al niet eens eerder geprobeerd in Lanzhou?). Ook vandaag lukt het niet. Weer eens om 6:30u op. Onze eerste tip is wel een busstation met een gillende dame die we negeren. Met een taxi naar een ander busstation. Hier vragen we drie keer naar Dazu, drie keer een andere richting, drie keer zonder resultaat. We gaan onverrichterzake terug naar het hotel, en maken er een relaxte dag van. Ochtenddutje, potje bowlen en een bezoek aan een tempel met 500 verschillende terracotta beelden, beschilderd en levensgroot. Je ontdekt steeds iets nieuws. 's Avonds plannen we de lokale specialiteit: Hotpot. Het is niet helemaal wat we ons ervan voorstellen. Het principe (2 soorten 'fondue', vlees plus groente) is prima. Jammer dat we slang, vis, biggehersenen en geen rijst voorgeschoteld krijgen voor 153 yuan (30 gulden...).

'Sitting at the dock of the bay'. We zitten tussen honderden Chinezen (weer geen westerling te bekennen), iedereen met z'n eigen gedachten. Komt de boot wel of niet vandaag? Het maakt ons niet uit hoe laat en of de boot wel komt. We zien wel. Echte reizigers? De boot vertrekt uiteindelijk vier uur te laat. Niemand weet waarom, niemand maakt zich druk erom. Waarom ook, je verandert toch niets aan alle onzekerheden in het Chinese Openbaar Vervoer?

Twee dagen op de Yangtze rivier. Een hut voor twee personen, een heuse 'waiting-lounge' met uitzicht op het bruine water van de rivier. Het weer zit tegen, veel regen dus dobbelen we wat af. In ons theewater gooien we eerst een zuiveringstablet. We hebben 's nachts bezoek van een rat die ons brood (bestemd voor ontbijt) aanvreet. We reizen tweede klas (er bestaat in het communistische China namelijk geen eerste klas). We delen de lounge met Chinezen in uniform, Chinezen in pak (yuppies), oudere welgestelden (oud-partijkader?) en jonge paartjes (huwelijksreis). In de derde klas delen vier personen de cabine, in de vierde klas zitten tien personen. Is dat nog te duur kun je altijd nog vijfde klas reizen: slapen op de grond op de overloop tussen de dekken. De tweede dag voert ons door de Drie Kloven. Nu nog mooi, als straks een stuwdam gebouwd is, is dit hele gebied gewoon onder water verdwenen. Een miljoen mensen moet verhuizen! We onderbreken de bootreis na twee dagen in Yichang.

Yichang-Dayong met de trein. Het had weer de nodige voeten in de aarde. De gebruikelijke vertraging van 50 minuten nemen we al voor lief. Het bereiken van de trein was iets lastiger. We kruipen onder een trein door om het goede perron te bereiken. Dan het omwisselen van onze hard-seaters voor betere treinkaartjes. Het vooruitzicht om een tweepersoonsbank te delen met vier Chinezen stemt ons niet vrolijk. Er is sprake van vermoeidheid , wellicht veroorzaakt door het tempo van de verplaatsingen: een week geleden aten we nog pannekoeken in Dali! We weigeren soft-sleeper (te duur) en ons geduld wordt beloond: 88 yuan voor twee hardsleepers en rust tot Dayong, onze uitvalsbasis voor WulingYuan.

wuling yuan'Nog een stap naar de hemel'. Wuling Yuan is een gebied van 369 vierkante kilometer dat bestaat uit het Zhangjiajie Park, de berg Tianzi en de Suoxi ravijn. Gemeenschappelijke factor is een woud van stenen punten waarop, als slordig geschoren mannen, plukjes groen groeien. Vroeger was Wuling Yuan een groot, aaneengesloten rotsblok op de bodem van de oceaan. In een aantal stuiptrekkingen is de rots verder gerezen dan haar omgeving is gaan scheuren en uiteindelijk in meer dan tienduizend stukjes versplinterd. Een indrukwekkend uitzicht op de rotsen, gehuld in nevel, veel groen en herfstkleuren en enthousiaste vogels op de achtergrond.

Een typische Chinese attractie, dus ook hier hebben de Chinezen trappen aangelegd. Stijl omhoog, heb je toch een paar uurtjes nodig om buiten adem op de top te komen. Het is dringen op de trappen. Een Chinese toerist gaat in een toer mee, met de bus omhoog (eventueel als ze sportief zijn, lopend naar beneden). En dat allemaal op hakken en in het beste pak. Eenmaal een beetje op niveau moet er geregeld halt gehouden worden om de verschillende pilaren te benoemen. De Chinezen hebben er een sport van gemaakt om in elke stenen uitstulping een gelijkenis te zoeken. Wij zien niets in deze scheppingen van de natuur. De Chinees wel. Schildpadden, kastelen .......

De volgende dag kiezen we, in de regen, een alternatieve route om de Chinezen, allen gehuld in dezelfde blauwe regenponcho, en het geijkte pad te ontwijken. Al snel is het pad niet overal meer zo begaanbaar. Keien testen onze bergschoenen, dan weer is de grond boterzacht en zuigt aan onze schoenen. Overhangende takken doen onze knieën kraken. Zakken we niet ver genoeg om onder doorntakken te lopen, hangen onze petten of rugzakken in de boom. Het uitzicht is schitterend, maar het afdalingsplan klopt allang niet meer. We lopen en klauteren reeds vier uur in stevige pas over een paadje dat de loop van de bergen keurig volgt, zonder te dalen. We worden een beetje onzeker, dit pad staat zeker niet op onze kaart en we hebben totaal geen idee waar we zijn. We hebben geluk: een huisje in the middle of nowhere. Aardige mensjes die ons warm water (zelden zulk lekker wam water gedronken!) en mandarijntjes geven. Het moet er ook wel belachelijk uitzien: twee grote vermoeide foreigners, totaal doorweekt met soppende voeten, striemen en bloed in het gezicht van de doornstruiken en vooral smerig. Een Chinese jongen gaat met ons mee over een pad dat we nooit zelf hadden gevonden. Spekglad en stijlrecht naar beneden de kloof in, af en toe glijdend a la Rintje Ritsma. 'Been there, seen it, done it!'. Onze enige zorg na zeven uur onafgebroken lopen of er nog warm water uit de kraan komt die avond.

De weg terug naar de trein is weer een Chinees verhaaltje apart. Onze lokale vriend vertelt over de mooie nieuwe weg waarover wij rijden (oftewel reeds 15 jaar oud). Als wij een lekke band oplopen, niets aan de hand we hoeven alleen maar een trein te halen. Wat doe je als een krik niet werkt? Juist, men hakke een gat in de grond. En ineens is het duidelijk waarom zelfs de nieuwste wegen hier een uithoudingstest zijn. We liften met een busje mee en zijn op tijd op het station. Terug naar Yichang en de Yangtze-rivier.

Over Chinezen. Het is een prachtig land. Jammer dat er zoveel Chinezen in wonen die dat niet beseffen. Dit volk is waarschijnlijk het milieu-onvriendelijkste volk van allemaal. Vervuiling, smog in de steden komt door industrie en steenkool. Maar verder gooien ze alle vuilnis ook gewoon op straat. China kent geen werkeloosheid, wel miljoenen straatvegers. Willen we een voorbeeld stellen in de trein door al ons afval in een zakje te stoppen, gooit de conductrice het zakje gewoon het raam uit. We hebben vegers langs de spoorlijn gezien (!) maar of alle rotzooi ooit opgeruimd kan worden. Het toppunt van individuele vervuiling zijn de kamermeisjes op de Yangtze-boot. Wij alles netjes in de prullenmand, zij alles gewoon overboord! Zo drijven de bakjes 'instant noodles' door de 'Drie Kloven'. In China leeft meer dan een kwart van de wereldbevolking, waar maken wij ons als individu druk over. Een (incomplete) opsomming van andere rare/vervelende gewoontes van de bewoners van dit schitterende land:

De derde dag op de boot, richting Wuhan. Zowaar gezelschap, twee Japanse studenten en een gepensioneerde Chinees. Alle drie spreken ze voldoende Engels en/of begrijpelijk Chinees. De dames oefenen hun taalkennis en spreken eenvoudig Chinees en de vriendelijke ex-fabriekspresident is niet te beroerd zinnen te herhalen of meteen te vertalen. Zo'n man doet ons een aantal andere Chinezen meteen vergeten. Hij lacht veel, is geduldig, heeft respect voor ons en heeft interesse in onze reis. Hij is eerlijk over gevoelige politieke onderwerpen, terwijl hij toch onderdeel van het Systeem moet zijn geweest tijdens het Mao-bewind. Het mooiste: hij vindt ons avonturiers. Ook de huisdieren komen tevoorschijn: ratten die onder de stoelen van de lounge door dribbelen.

Wuhan wordt een record bezoek: om 22:20u leggen we aan (eindelijk), in het hotel om 23:00u (16e etage, uitzicht over nachtelijk Wuhan, neon industrie, verkeer en mensen), morgenochtend om 06:00u vertrek naar het vliegveld voor de vlucht naar Xiamen.

Xiamen, het oostelijkste punt van onze reis. Tweede post-restante adres, met pijn en moeite. Bij het postkantoor vertelt een vriendelijke ambtenaar: Not possible. Ik krijg een visioen van een Chinese prullenbak, gevuld met post uit ons kikkerlandje. Doorvragen en we krijgen een vage verwijzing naar een kantoor in een flatgebouw. Doen alsof we hier al jaren komen stappen we het kantoorgebouw binnen en verdomd op de 8e etage worden we vriendelijk ontvangen. Een vriendelijke Chinees, goed Engels sprekend (geef hem een lintje!) traceert onze post in een ander postkantoor. Hij geeft ons een brief met: het goede postkantoor met adres (voor de taxi), plus de naam van de verantwoordelijke dame, alles in Chinese karakters. Een taxirit verder, een tocht door een achterafsteeg: en dan een balie met 13 poststukken! We zijn weer even thuis en doen ons te goed aan een McDonald's menu. Uitgelezen pakken we een pontje naar het eiland Gulanyu. Daar aangekomen stappen we in een andere wereld. Eind vorige eeuw waren in plaatsen als Shanghai, Kanton, Hong Kong, Macau en Xiamen buitenlandse enclaves gebouwd t.b.v. de handelaren. In Xiamen waren buitenlanders 'verbannen' tot Gulanyu. Hier bouwden zij hun huizen, kerken, consulaten in Europese, oudhollandse, oudengelse stijl. De huizen zijn grotendeels ongeschonden gebleven, auto's zijn hier niet. Je wandelt niet in China maar door een West-Europese kolonie, Willemstad of Boston. Geweldig, heerlijk dwalen langs huizen met gevels. Het Kulansu guesthouse spant de kroon: drie koloniale, klassiek ingerichte gebouwen met een tuin vol palmbomen. Aan de voet: een verdord voetbalveld...

We denken dat we alles hebben gehad. De enige reden waarom we Xiamen in onze route hebben opgenomen zijn de 'ronde huizen' bij Yongding. En nu weer een 'gids' die van niets weet. Een behoorlijk bedrag (200 gulden is vreselijk veel geld in China) en veel ergernis later rijden we in een wel erg luxe auto naar Zhangzou, waarvandaan we wel 'ronde huizen' gaan bekijken maar niet in de regio die wij zelf bedacht hadden. Tenminste als we Zhangzou halen want de chauffeur rijdt als een imbeciel door de straten van Xiamen. We zijn wel wat gewend ondertussen, maar dit slaat werkelijk alles. Enkele bijna-ongelukken verder draait de chauffeur het stuur om en rijdt terug naar ons beginpunt. Ons bloed begint alweer te koken. Betaal je veel geld extra, ben je twee uur later weer op het vertrekpunt. Wachten, maar waarop? Gids James meldt dat we van auto moeten wisselen. Het blijkt dat de chauffeur als enige de luxe auto kan besturen en weigert verder te rijden vanwege een ruzie met de baas van het kantoor. Dit geloof je toch niet meer! Niks andere auto, we worden al opgelicht dan wil ik wel luxe opgelicht worden! Geduld is nu op. Deze Chinezen krijgen alle ergernis over zich heen die we de laatste weken hebben opgespaard. Een andere chauffeur wordt opgetrommeld, een etentje ter compensatie wordt aangeboden. Leuk allemaal , maar onze tweedaagse, peperdure, niet volgens onze wensen 'Ronde huizen" -tour wordt zo langzamerhand een ochtendtripje. We doen een stadstoer door Xiamen en bereiken Zhangzou in de namiddag. Daar wacht weer een andere gids op ons, miss Wong. Deze dame, net als alle andere afgestudeerden door de overheid bij een bedrijf geplaatst, is dus reisleidster/gids én heeft last van chronische reisziekte... Op de heenweg kotst ze éénmaal uit het raam, op de terugweg minstens vier keer! In Nanching sluit nog een lokale gids zich bij ons gezelschap aan omdat de andere drie Chinezen niet weten waar onze bestemming precies is. Chinese efficiency ten top: per foreigner twee begeleiders, er is echt geen werkeloosheid in dit land! De weg is slecht, hobbelig, maar goed vanuit de bus zien we zowaar ronde huizen.

Het volk van de Hakka’s (=vreemdelingen) en de ronde huizen. Maar we vinden hier ook vierkante huizen. Dat de Hakka’s als vreemdelingen worden aangeduid, komt doordat ze zich pas aan het begin van de achtste eeuw, lang na de andere bewoners, in de Zuidchinese bergen vestigden. Dat ze naast vreemdelingen ook ‘gasten’ worden genoemd is geen compliment, omdat dit begrip in China een negatieve waarde vertegenwoordigt.

rondehuizenRijst en graan liggen als een gouden tapijt voor de ‘burcht’, het lemen bouwwerk, te drogen. Door de korrels zorgvuldig met de blote voeten om te woelen, zorgen de oma’s ervoor dat dit sneller gaat. Intussen passen ze op de kinderen. Iedereen die in de ‘burcht’ woont, is familie oftewel een afstammeling van de originele bouwer van het gebouw. Deze bouw was in de eerste plaats bedoeld om de nakomelingen tegen eventuele indringers te beschermen. Maar ook om ervoor te zorgen dat ze zo lang mogelijk samen onder een dak zouden blijven. Er is in deze woongemeenschap plek voor 20 tot 28 gezinnen. De ronde (en vierkante) vorm heeft een betere luchtcirculatie en er kan optimaal gebruik worden gemaakt van het zonlicht. Bovendien krijgt de wind er minder snel vat op, en dat schijnt ook te gelden voor kwade geesten.... Vast staat dat ze gemakkelijker te bouwen zijn, en dat ze beter bestand zijn tegen aardbevingen. Alle woningen zijn hetzelfde ingedeeld: op de begane grond heeft elk gezin een keuken en een stal, de eerste etage is bestemd als opslagruimte voor rijst en graan en op de tweede ligt de slaapkamer.

buffelsWe bezoeken drie ronde en een vierkant huis, gedeeltelijk gemotoriseerd, gedeeltelijk te voet. Onze luxe auto is niet geschikt voor dit wegdek, een olieleiding slaat lek. We lopen lekker zelf van huis naar huis en genieten van dit buitenkansje. Het laatste stuk wordt onze auto gesleept, de chauffeur van het tracktortje vertelt zijn levensverhaal twee keer, ik lach vriendelijk op de juiste momenten. Zelfs als ik vloeiend Chinees zou spreken was een conversatie onmogelijk door het lawaai van de motor. We lunchen in een gehucht en wachten maar weer eens op de dingen die wel of niet gaan komen. De dichtstbijzijnde garage kan de reparatie niet uitvoeren, we wachten gewoon weer vier uur voordat een brommerkoerier de juiste olie komt brengen. We hebben geen haast, kunnen geen kant op en hebben gezien waarvoor we in dit gedeelte van China zijn. Tijdens het avondeten spuien we nog een keer onze kritiek: 1500 yuan is veel geld voor 1½ uur ronde huizen. Je kunt merken dat groepstoeristen hier heilig zijn en individuele reizigers lastig. Ook omdat de gids daar niets aan verdiend. Toch heeft onze klacht effect. Een dag later krijgen we ons geld terug en gaan we opgewekt richting Guangzhou (Canton).

Dag 69 in China. En toch weer voor verrassingen komen te staan. Het vliegtuig heeft vertraging. Niets opmerkelijks eigenlijk. Of toch? Annet informeert naar het waarom van de vertraging.

Er is dus iets mis met het vliegtuig... Fijn gevoel. Maar we komen heelhuis aan in Guangzhou. En verdomd, er staat iemand op ons te wachten . Leuk en aardig, totdat ik informeer naar het tijdstip dat we naar de boot worden gebracht. 'Ferry? No, you go by train'. En bij mij gaat het licht uit. Ik heb in Nederland en in Yichang nog gechecked dat we met de boot en niet met de trein naar Hong Kong gaan. Het scheelt vijf uur, zodat we 's avonds laat aankomen en de volgende ochtend al weer op het vliegtuig stappen richting Amsterdam, dus weinig sightseeing. De trein betekent ook dat wij de post van Rob & Merel (dia's, negatieven) niet op kunnen halen op het postkantoor in Hong Kong.

Stuur twee georganiseerde mensen (ja, wij inderdaad) op reis en alles wat fout kan gaat zal fout gaan (Chinese law of Murphy). Nu ga ik uit mijn dak, the silicon switch inside my head gets switched to overload, dus mag Annet nu een belletje plegen. Na wat koetjes en kalfjes wordt aan haar gevraagd wat we in het Leyuan hotel doen? Weten wij veel. "This was cancelled by us (Chinees hoofdkantoor van reisorganisatie) by fax. We are doing business with another agency." Als ik doorheb wat er gebeurd is slaak ik de historische woorden: "We zijn gekidnapt!" Eerst zijn er geen transfers geregeld en nu blijken er twee mensen op ons gewacht te hebben op het vliegveld. Alleen staat er nu nog eentje met een bordje en bootkaartjes in de handen op ons te wachten op het vliegveld en zitten wij in het verkeerde hotel met treinkaartjes!

Een ochtend later komt alles goed. Hoewel, afspraken zijn hier geen afspraken. Chinezen kunnen niet kaartlezen en zeker niet klokkijken. Onze bootkaartjes worden (laat) gebracht en van onze tocht naar de boot maken we maar een city-tour Guangzhou. Wat een stad. Hier rijden evenveel auto's als fietsen in Beijing. Vliegtuigen scheren over de stad. Dit is China, maar niet ons China. Geef ons natuur en vriendelijke mensen. Weg uit China, op naar Hong Kong, nog Brits grondgebied.

Hong Kong vlag
Drie uur later stappen we van de boot en belanden in orde en regelmaat, tussen bleekgezichten, Engelse teksten, wolkenkrabbers, links rijdend verkeer. Victoria Peak bij avond toont een indrukwekkend panorama met kleine lichtjes. De stad is uitnodigend, mensen zijn vriendelijk en ordentelijk, de voorzieningen on-Aziatisch goed, het weer is fantastisch (27 graden in november).

Vreemd om morgen terug te vliegen. Natuurlijk is het goed om een aantal mensen weer te zien en verhalen kwijt te kunnen en aan te horen. Tien weken, ze zijn zo voorbij. Proberen onze voornemens uit te voeren. Nog één nacht in een ander bed. Eén ochtend kiezen tussen Westers of Chinees ontbijt. Eén taxichauffeur wantrouwen of hij wel de kortste route kiest. Van ons had het nog wel langer mogen duren. Toch maar doorreizen naar Hanoi, een marktje pakken in Sapa?

Meer foto's in het fotoboek
Home





Copyright 2003 - Annet Blanken & Lode Broekman