Travels and Tales

A'way; met Annet en Lode op reis in Nepal en Tibet 1997

gebedsvlaggen

Free Tibet

Tijdens onze reis in 1995 door Rusland, Mongolië en China maakte de trek door voormalig Oost-Tibet (nu de Chinese provincie Sichuan) zeer veel indruk op ons. De overweldigende natuur (uitlopers van de Himalaya) en een prachtig volk met een schitterende eigen cultuur (ondanks alle pogingen van de dictatoriale Chinezen deze cultuur de kop in te drukken). We kochten een kasteeltje in 1996 en stelden nieuwe reisplannen even uit. In 1997 is het dan zover; opnieuw richting de Himalaya. Een reis vol extremen: we komen op 5662 meter boven zeeniveau (ter vergelijking: de allerhoogste berg in Europa, de Mont Blanc, is 4807 meter hoog), extreem koud en warm weer wisselen elkaar regelmatig af, mooie kloosters en kale hoogvlaktes, de heilige berg Mt Kailas, Mt Everest.

-----------------

Heerlijk. Wakker worden in Nepal, het koninkrijk gelegen aan de voet van de Himalaya, in de hoofdstad Kathmandu gelegen op 1300 meter hoogte. Blaffende honden, toeterende auto’s en brommers, mensen bellend of gillend naar elkaar. De geur van wierook. Smog. Hitte. Op de achtergrond horen we mensen hun gebeden doen. Tromgeroffel. Op het gebouw aan de overkant wappert een gebedsvlag.

Durbar Square: vrouwen in felgekleurde sarongs, kindjes in schooluniformen rennen af en aan. Verkopertjes die er minder kleurig uitzien, doen er alles aan om onze aandacht te trekken ‘Hello, very cheap’ en het kan nog goedkoper als je doorloopt. Flower Powertypes en echte rugzakkers drentelen door de smalle straatjes. Terug in Azië, terug in de mierenhoop. Hoewel, het verkeer lijkt er niet op uit ons te laten verongelukken. Het gevoel van ‘laat maar, we zien wel wat er gebeurt en wanneer’ neemt al snel weer de overhand. Morgen vliegen we naar Tibet.

Tibet; ‘On top of the world’vlag
Een zeurend ‘iets’ wat op hoofdpijn lijkt, zit in ons hoofd. Volgens mij heb ik al liters water op, maar het gevoel gaat niet weg. Wow, we zijn in Lhasa op 3600 meter, na een vlucht met uitzicht op de Everest en Kanchenjunga. Chaotisch zijn mijn gedachten. Hier gaan we onze visa opsplitsen en verlengingen aanvragen. Regelen we iets (groepsvisum) vanuit Nederland, blijkt dat we hier toch uiteindelijk nog met illegale papieren gaan reizen. In Snowlands, ons guesthouse naast Bakhor-square (het centrum van oud-Lhasa), nemen we een dormitory (slaapzaal) met ons zessen, samen met Jan Willem, Heleen, Elspeth en Kate.

Het is 00.30 uur, ik lig nu al een uur wakker. In eerste instantie had niemand last van slapeloosheid, maar juist last van het tegenovergestelde en sliepen we al om 21.00 uur. Nu draait, kucht, niest of zucht iemand nog eens diep, alleen Kate snurkt gestaag door.

‘Um mani padme hum’, mantra’s mompelende pelgrims, de cadans van het gezang van de monniken en het geknerp van de gebedsmolens ebben langzaam weg. Hoe snel kan een planning veranderen. We sjokken de pelgrimsroute om de Jokhang tempel (met de klok mee!) en ondervinden de gevolgen van jetlag, hoogteverschil en een dramatische nacht. We gaan terug naar onze dormitory. Een Japanner zoekt Kate (zij zoekt medereizigers om binnen 5 dagen weer bij de grens te zijn) en we raken in gesprek. Hij weet nog een Duitser die ook naar Mt Kailash wil! Uiteindelijk krijgen we Raimund zelf te spreken. Dit is zijn derde vakantie naar Tibet en wil nu absoluut naar Kailash. We brainstormen wat af, een jeep mag er bijvoorbeeld niet alleen heen... We bespreken veel mogelijkheden, maar uiteindelijk zullen we er komen. We ‘kopen’ een truck, Bank of China here we come!

Van verschillende kanten wordt ‘Tashi dele’ geroepen, langzaam aan begint het Tibetaans te leven. Norbulingka, het zomerpaleis van de Dalai Lama, lachende monniken en Tibetanen bekijken de plaatjes in onze Lonely Planet. Ook hier overheerst de geur van yakboter. Het boek ‘Seven years in Tibet’ maakt het meer dan de moeite waard hier naar toe te gaan. Waar ooit de mooiste tuinen vol en goed onderhouden bloeiden, liggen ze er nu verdord en verwoest erbij. De badkamer van de 14de Dalai Lama: een echt bad, closetpot en wasbak in een kamer naast de officiële bespreekkamer voor gasten. Pelgrims sleuren ons met zich mee... nee niet links hier, maar eerst het park in, rechts om het heilige gebouwtje heen...

Uiteindelijk gaan we op Bakhor Square uitrusten. Lode heeft altijd gedroomd van vrouwen aan zijn voeten. Maar dit slaat alles, schoffies klampen zich vast aan zijn been en laten nooit meer los. Snotneus, vieze koppies, donkerkleurige smerige kleren, het haar rechtopstaand omdat het nooit gewassen wordt, geen schoenen maar zwarte smerige blote voeten. Grote bruin/zwarte, schuine koppies vragen, bedelen, smeken en schreeuwen om geld! Vrolijke monniken mompelen ritmische mantra’s, begeleid door bellen en handgeklap. We schuiven aan en genieten van het moment. Wat een prachtvolk is dit toch!

‘At the roof of the world’
Dalai LamaOp het dak van de 1000 kamers tellende Potala Palace puffen we uit van onze klim naar boven, een goede training voor Mt Kailas straks. De vijfde, de zesde... veertiende Dalai Lama, 1000 verschillende buddha’s: Maitreya = future buddha, Shakyamuni = present buddha, Dipam kara = past buddha ... een rondleiding in Potala, maakt geschiedenisles er niet gemakkelijker op. Ooit, vanaf 1645 tot 1959, het huis van de Dalai Lama. Vandaag zitten op een bankje twee reizigers (wij!) en een mantra mompelende monnik. Een groep Chinezen verstoort het moment. Onze monnik krabbelt een ‘Zegening voor de Dalai Lama’ in ons dagboek, waarna wij vluchten voor de Chinezen.

Weg uit Lhasa, we rijden verkeerd en vervolgens nog eens tegen een paaltje. De eerste zeven dagen nemen we samen met Jan Willem en Heleen de Friendship Highway, de route naar de grens met Nepal in een jeep met gids, Mommoo en chauffeur, Pensu, allebei Tibetanen.

BrahmaputraMet een boot over de Brahmaputra - laverend tussen de zandbanken - duurt een uur. Zandbanken steken op uit het glinsterende water, hoge bruine bergen met daarachter de witte bergtoppen. Wij stappen achter op een truck en ploegen het gele zand naar Samye, het oudste klooster in Tibet. Schitterend in een vallei, omgeven door wilgen en groene akkers lichten de goudkleur van de daken en de vier verschillend gekleurde stupa’s op. De Chinezen hebben hier veel vernietigd, maar er wordt veel hersteld.

SamyeWe beklimmen een heuvel iets buiten het dorp, 3 jochies rennen met ons mee. Wat een plezier: hun stemmetjes en lach zijn de enige onderbreking van de stilte. Ze maken ruzie om de waterfles die we hen geven en blijven angstvallig bij ons de buurt. Gebedsvlaggetjes wapperen in de wind, mantra’s staan op de keien gekerfd. Stilte. Het uitzicht is geweldig: aan een zijde het klooster als een cirkel. Aan de andere kant is er het uitzicht op de Brahmaputra, een groene vallei tussen gele/bruine bergen. Rustig naar beneden lopen is er niet bij, de jongetjes trekken aan onze arm; dit moet anders. Hard rennend en luid ‘lalalalalaaaaaah’ roepend, staan wij in 5 minuten beneden, wat ons omhoog toch bijna 1½ uur heeft gekost. Bijkomen doen we door lekker te eten in het Snowland restaurant van Gramdo, we praten over hoe het vroeger was, wat de Chinezen de Tibetanen hebben aangedaan en nog steeds aandoen.

08.00 uur, een donkere gebedsruimte vol met monniken, zowel jong als oud. Na de geknede boter en yakthee komt het ritmische gebrom langzaam op gang. De jongsten rechts ruziën over welke mantra er op dat moment gebeden wordt. Ze blijven bladeren, discussiëren, aan anderen vragen, maar als ze dan bij zijn, zetten ze dan ook als eersten in. Even later worden we hard wakker geschud als ook de bellen, hoorns en schelpen worden ingezet.

We slenteren door het klooster waar jonge monniken hun mantra’s oefenen. Op de eerste verdieping laten monniken ons hun kamers zien. Een bed, een kast vol mantra-boeken en foto’s van de Dalai Lama. Eentje leert ons tot tien tellen in het Tibetaans, tot grote hilariteit van de andere monniken. Daarna neemt hij ons mee naar zijn kamertje. Had hij mij al een paar keer gevraagd of ik ‘teacher’ ben, nu begint het eindelijk te dagen. Hij haalt een Engels cursusboek tevoorschijn. Pagina voor pagina oefenen wij zijn Engels tot het donker wordt.

Zittend, hangend, lezend, schrijvend, slapend onder de wilgenbomen aan de Bramaputra. Rust. Even lijkt het of we dan toch op een tropische strandvakantie zijn. Geiten lopen tussen de bomen op zoek naar een paar sprietjes. Verderop zit een groepje mannen bij elkaar. Vreemde vogeltjes zingen er lustig op los. De zon staat hoog, het is lekker warm, een zacht briesje maakt het aangenaam en de schaduw onder de bomen compleet.

Maar niet voor lang, de wind wordt langzaamaan steeds sterker en kouder. Waren we eerst onder de indruk van de zandduinen, alsof we ons in de woestijn waanden, nu lijkt toch meer op een heuse zandstorm! Overal zit zand: oren, ogen, neus, mond, kleren, boeken en tassen.

Yarlung valley, hier staat het oudste fort van de koning, Yumbulagang. Droge zanderige bergen met in de vallei een groene vruchtbare strook. We klimmen omhoog. Lode is nog steeds niet helemaal aan de hoogte gewend... Het uitzicht is geweldig, even genieten zonder de anderen. We lopen hand in hand met Tibetaantjes naar de hermitage en zingen een soort ‘Frere Jacques’.

Het kon natuurlijk niet uitblijven. Hoe snel zit de irritatie om de Chinezen al weer in ons. Hoezo ‘inner peace’? Tsetang, de (Chinese!) regering bepaalt dat toeristen hier in het regeringshotel ‘Friendship Hotel’ overnachten. Daar waar we voor een dormitory ongeveer 20 a 25 Yuan per persoon betalen (1 yuan is 25 cent) kost een tweepersoonskamer hier 280 Yuan of de dormitory 50 Yuan. Na enig onderhandelen komen we tot een prijs van 40 Yuan p.p. maar dan moet er wel in het hotel gegeten worden. We onderhouden onszelf met het leren tellen in het Tibetaans van 1 tot en met 10 onder grote hilariteit van de aanwezige bediening.

De weg slingert langzaam omhoog. Annet heeft haar plek in de jeep gevonden: de kattebak. Het is te krap om met 3 man voorin te zitten of met 4 man achterin. Dit lijkt de ideale oplossing; genesteld tussen, tegen en op de rugzakken en dozen water. Maar een kuiltje hier, kuiltje daar, zorgt ervoor dat ze stuiterend links, rechts, met het hoofd door het dak schiet.
Yamdrok Tso, het heilige Schorpioenmeer, bekijken we vanaf de pas Kyoga La op 4700 meter. Het is koud, maar het uitzicht op dit blauwe meer is overweldigend. De stilte, met in de verte de besneeuwde toppen van Bhutan.

herdersBij een van de vele stops, of omdat er iets mankeert aan de auto of om een plaspauze in te lassen, komen twee herdertjes tussen de besneeuwde bergtoppen naar ons toegelopen. Een zwaar leven hebben deze jochies, hoe oud zouden ze zijn? Ketel achter op de rug samen met een klein rugzakje. De kleding niet echt aangepast aan de kou, zeker niet die van de nacht. De kudde bij elkaar houdend met gefluit en het slingeren van stenen.

Het platteland van Tibet is nog redelijk authentiek. Echter op de raarste plaatsen staan er typische Chinese schoolgebouwen met hoog in het vaandel de rode communistische vlag. Tussen de onvergetelijke 7000-plussers met besneeuwde toppen, roodbruine uitlopers, grillige vormen, de schaduw die de zon, de wolken en de bergtoppen maken.

Ook in Gyantse viert het communisme hoogtij. In de guesthouses worden we geweerd. Alleen het Gyantse hotel is toegestaan voor Foreign Friends. Volgens Lode het standaard Chinese twee sterren - koude kak - duur geld - weinig lol - verplicht eten - hotel. Na een kleine twee uur gehakketak heen en weer, Lode en ik ons beste Chinees gebruikend, komen we tot een driepersoonskamer voor 240 Yuan. Gezellig maar stervens koud met z’n vieren in een groot bed. Maar wel met een echte wc en douche!

Gyantse is een echte wild-west stad. Veel gebeurt hier nog met pony en wagen. Toch wordt ook hier al weer veel gebouwd door Chinezen. Kom je hier over twee jaar zal de stad er heel anders uitzien. Hoog boven ons en het dorp torent het fort uit. Werden de Tibetanen in 1904 door de Engelsen verslagen en werd het fort weggevaagd, de Chinese geschiedschrijving maakt van de Tibetanen heroïsche strijders aan de westflank van het moederland (...) die de vijand grote verliezen hebben toegebracht (te weten: 4 doden!). De ongelijke strijd (machine geweren tegen pijl en boog) wordt zo lachwekkend gekleurd verteld dat het ongeloofwaardig overkomt.

We ontmoeten de familie van Gramdo die hier het Yak-restaurant runnen. Samen met hen bezoeken we het fort. Voor het maken van een foto op het fort moet natuurlijk ook apart betaald worden en daarom worden we op de voet gevolgd door een jongetje om dat te controleren. Als wij vertrekken naar Shigatze worden we enthousiast uitgezwaaid door de familie van Gramdo.

Shigatze, tweede stad van Tibet, de eerste indruk is niet geweldig. Grote Chinese en vooral lelijke gebouwen. Aan beide zijden van de weg staan Chinese militaire vrachtwagens in colonne opgesteld. Het contrast kan niet groter zijn als een Tibetaans jongetje op zijn kar, voortgetrokken door een ezeltje met bel, met zijn been bungelend, voorbijkomt. Met open mond bekijkt hij de militairen.

NonMaar ook het oude Tibetaanse gedeelte van Shigatze staat in fel contrast met de Chinese wijk. Relaxed, is het eerste woord dat opkomt als we in de Tibetaanse buurt ons guesthouse betrekken. Het guesthouse met uitzicht op het door de Chinezen verwoeste fort, dat eens zoveel op Potala Palace leek. Twee Japanners lezen een boek. Een Amerikaan en Duitser liggen in de zon te slapen. We doen onze was. Waarom haasten om het klooster van de Panchen Lama van binnen te zien, liever gaan we samen met de pelgrims de pelgrimroute doen. Prostrating pelgrims, jong en oud, traditioneel en modern geklede Tibetanen gaan ons voor. Slalomend tussen de slapende honden, een non met schaap en oma met kleinkind. Langs de manimuren, buddha’s getekend op de rotsen, gebedsvlaggen en gebedsmolens, die knerpend hun mantra’s verspreiden. We gaan rond, hebben een perfect uitzicht op het klooster onder ons. We zien zelfs Heleen en Jan Willem binnen de muren van het klooster lopen. Grappig, dat zo samen reizen eigenlijk heel goed gaat. We doen allemaal waar we zin in hebben. Niet verplicht met elkaar optrekken en toch gezellig.

Bij vertrek uit Shigatze worden we aangehouden door een Chinese militair. Hij wil meerijden. Mommoo en Pensu weigeren in eerste instantie. Er zit tenslotte al iemand in de kattenbak. Morrend geven ze toe. Het alternatief? Problemen! Pensu heeft het er moeilijk mee, achter de auto steekt hij stiekem zijn pink omhoog. Het teken in Tibet voor als iemand boos is. De militair sukkelt in slaap. Ziet niets van het mooie landschap, de felblauwe lucht die scherp afsteekt tegen de grillige roodbruine bergen, waar kuddes schapen en geiten lopen. Boeren die hun akkers ploegen met vrolijk versierde yaks. Witte dorpjes langs de weg.

Pensu is chagrijnig. Bekvecht met een truckchauffeur als deze hem geen ruimte geeft. Om dan toch uiteindelijk de ongenode gast dwars te zitten, trapt hij hard op de rem voor een peukenpauze. Het wordt een van de vele stops deze dag. Bovendien houden wij de militair danig uit zijn slaap. Eerst door veel te hoesten en te niezen. Daarna door ons onvolledige zangrepertoire ten gehore te brengen: West Side Story, Grease, Paul de Leeuw, Beatles etc. Wij hebben de grootste lol!

SakyeNa een bezoek aan Sakye Monastery, komen we in Lhatse. In feite een straat met winkels en een paar restaurantjes. Niets te beleven. Na het eten gaan we met z’n vieren te voet het dorp door. Eensgestemd over een redelijk rustige, weinig enerverende dag. Hoe snel kan dat omslaan. Tijdens het slenteren worden we uitgenodigd door een druk gebarende vrouw. Via haar erf, bevolkt door twee koeien, een ezel, een hond en diverse kippen komen we bukkend haar huis binnen. Twee bedden haaks op elkaar doen dienst als bank, een dichte en een open kasten, een stoof, twee tafeltjes en de typische lijst met foto’s aan de muur van familie en de Dalai Lama. Aan de muur hangt ordelijk het keukengerei naast wat landbouwwerktuigen. In het midden van de ruimte staat de kachel en de karnpot waarin de yakboter wordt gemaakt en een drietal typische Tibetaanse ‘deken’kisten. De vloer bestaat uit aangetrapte aarde, de muren zijn onafgewerkt.

De ezel begint op de binnenplaats te balken en een van de kippen loopt luid tokken de ruimte binnen. De vrouw laat trots haar bezittingen zien zoals een soort gesp om haar kleding bij elkaar te houden. Er moet ‘iets’ gedronken worden! In ons beste Tibetaans proberen we duidelijk te maken dat we toch het meest gecharmeerd zijn van heet water. Hoewel Lode de Tibetaanse yak-thee al aardig leert te waarderen. Een grote winterjas moet door de twee Tibetaanse mannen die ook binnenzitten gepast worden. Er komt nog meer familie binnen. Ze hebben erg veel lol en met handen en voeten proberen wij met gebarentaal toch nog iets van een conversatie. GEWELDIG!!!

Tso LaOp weg van Lhatse naar het Rongbukklooster. Vanuit het klooster vertrokken de eerste expedities naar de hoogste top ter wereld. Op de beekjes staat ijs. Even later worden het mooie kristallen en sneeuw. We komen op 5220 meter, Tso La-pas. Kou en een ijle felblauwe lucht. Over de rug van een berg zien we eerst een sneeuwtop, al gauw worden het er 2, 3, 4 tot een hele bergkam zichtbaar wordt, een stukje Himalaya. Een dikke langzame marmot, een snel konijn schieten over de weg. Langzaam worden we allemaal misselijk. Benzinelucht. Alle spullen uit de auto als blijkt dat de reserve bezineton kapot is gegaan. In rust laten we alle spullen drogen. Alleen de wind en een enkele vogel zijn hoorbaar.

Langzaam dalen we weer. Overal om ons heen grillige geel, rode en grijsblauwe bergen. Door over de Friendship Highway. De grote weg door Tibet van Lhasa naar Kathmandu, 920km lang waarvan 725km door Tibet. Grindwegen met bobbels, gaten en beekjes. Als plotseling de weg geasfalteerd is voor een paar honderd meter, weten we dat we bij een belangrijke check-point zijn gekomen, Shegar. Na een half uur mogen we doorrijden. Een tweetal militairen gaat mee omdat ze in de bergen op konijnenjacht willen. We rijden het natuurgebied in rond de Everest. Een gebied waar voornamelijk stenen liggen. Weer moeten we stoppen, het brandstoffilter raakt voortdurend verstopt door modder, stof en .. ? ..

Everest Region
Mt Everest, de hoogste berg ter wereld; 8848 meter, pas voor het eerst beklommen in 1953 door Sir Edmund Hillary en sherpa Norgkay Tenzing vanuit Nepal. De expedities van voor de Tweede Wereldoorlog vanuit Tibet gebruikten het Rongbukklooster als uitvalsbasis.

Everest Base Camp Yaks"Vandaag heb ik de Mount Everest gezien" aldus Bart Vos in zijn Himalaya dagboek! Op de Pang La-pas zien ook wij voor het eerst Mt. Everest, Makalu, Lotse en de Cho Oyu. Het uitzicht is eindeloos, ondanks dat er toch enige bewolking is. We hobbelen heen en weer in de vallei, stoppen verschillende malen om de auto weer op orde te brengen, voordat we bij het Rongbukklooster aankomen. Nomadententen en yaks met uitzicht op Everest! Er schijnen verschillende klimgroepen aan, rond en op de berg te zijn.

Het licht krijgen we niet uit. We liggen net goed, diep weggekropen in onze slaapzakken, als we de monniken weer aan onze deur horen morrelen. We zijn voorbereid, er staat een rugzak tegen de deur. Misschien houdt die ook wel de kou een beetje tegen hier op 5000 meter? Wakker worden in de nacht, het is koud. De kinderaspirine helpt niet echt tegen de hoofdpijn, maar zou het tegen hoogteziekte helpen? Benauwd, naar lucht happen is het enige wat nog door ons hoofd gaat.

06.30 uur. Het is koud, net zoals de hele nacht. We kleden ons dik aan en gaan op weg. De eerste zonnestralen verlichten de top van de Everest. Langzaam omhoog, dit zijn de moeilijke stukken. Op 5000 meter normaal ademen is al een wonder en dan ook nog inspanning leveren. Het zicht wordt minder, de Everest is al geheel in nevel gehuld. Het begint te sneeuwen en het water in onze veldflessen is ijskoud!

Sherpa's09.00 uur. Mt Everest Base Camp. Een stenen huisje, kleurige tenten, gebedsvlaggen, yaks met hun begeleiders, rotsblokken en een schitterend uitzicht op de berg. Hunt, Mallory, Irvine, Norton, Vos … hoeveel klimmers hebben hier al gestaan, hoeveel hebben de top gehaald vanuit Tibet. Had ik het boek van Bart Vos op een beter moment kunnen lezen? Ik kom rustig bij van de wandeling die redelijk goed ging voor ons beiden. Het zonnetje komt door, langzaam trekt de bewolking rondom de top weg. Geweldig uitzicht, zo groots, zo indrukwekkend. Top of the world!

Everest Base CampIk sluit aan bij Annet die ontspannen tegen een muurtje zit met de vermelding: ‘Basecamp Mt Chomolunga, 5300 meter’. We denken dat we alles hebben gezien en denken erover om langzaam terug te gaan, als we in de verte onze metgezellen ontwaren, dus wachten we nog even. Annet klimt op een heuvel, waar een gedenksteen staat voor een aantal omgekomen klimmers uit India - 1996. Achter de heuvel staan nog meer tentgroepen. Vanaf deze plek vertrekt men richting Advanced Base Camp. Een man komt bij ons staan "Are you climbers or trekkers?" Zo ontstaat een geweldig gesprek. Hij is net terug van Everest. Hij is tot 8000 meter gekomen en weer afgedaald. De wind is te sterk, de berg heeft de afgelopen dagen en nachten al meerdere dodelijke slachtoffers geëist. Twee klimmers gaan juist omhoog. Kuba vertelt over zo’n noodlottig ongeval, waarbij de tent ’s nachts met inhoud en al werd weggeblazen. De schreeuw van klimmer was het enige geluid die nacht. De groep van Kuba is internationaal, Polen, Oostenrijkers, Duitsers, Italianen. Hij wil de top-7 bergen op zijn naam brengen.

Er komt iemand de berg af. Annet leent haar verrekijker aan Kuba, die enthousiast uitroept: "That’s my friend!". Het is Anna, de ‘iron lady’ uit Warschau, topbergbeklimster. Kuba stelt voor haar behouden aankomst te vieren met thee in de groepstent. Fantastisch. Twee echte Mt. Everest-bergbeklimmers samen met ons in een rode tent. Interessante verhalen over hoogteziekte, problemen, het waarom etc.. Ze wachten nu al vijf weken om naar boven te gaan, de wind blijft te sterk. Anna krijgt een heerlijke omelet voorgeschoteld door hun Tibetaanse hulp (jaloers?!). Het goede nieuws dat er toch een paar op 8600 meter zitten, zonder problemen, wordt door een van de klimmers gebracht. We gunnen Anna haar rust en beginnen danig onder de indruk de terugtocht. Lekker tempo bergafwaarts. We komen er niet aan toe om naar Rongbuk terug te lopen, want Mommoo en Pensu komen ons al halen.

Terug over dezelfde hobbel-bobbel weg. Achter in de kattenbak. Kuiltje hier, glooiinkje daar, steentje zus en geultje zo. Zo ingebouwd tussen de bagage op een tas, nog net zo dat ik uit het raam kan kijken, slinger ik van links naar rechts en omhoog, zodat ik even later weer hard naar beneden klap. Eén ding is waar, ik heb tenminste overzicht op wat er allemaal voor mij gebeurt. Maar hoe slechter de weg wordt, hoe minder ik van de conversaties versta, mede door het gerammel van de brandstoftonnen, de steentjes tegen de auto en het gekreun en gesteun van de auto. Pensu rijdt geweldig; probeert tijdig af te remmen, checkt of ik nog meekom en lacht als ik alsnog iets te hard neerkom of tegen het dak vlieg. Helaas had hij er net zomin op gerekend dat de brandstofton tegen het raam geslingerd kon worden... waardoor het raam verbrijzelde.

Rendez-vous 1: de twee liftende Duitse meisjes zitten nog steeds vast bij de splitsing. Wij kunnen onze principe-afspraak van gisteren ‘als jullie hier nog zitten, kunnen jullie met ons mee’ niet nakomen. De auto rijdt meer niet dan wel (van schakelproblemen, vervuild brandstoffilter en ontzettend slechte vering) en Pensu is bang dat we überhaupt problemen zullen krijgen om over de pas te komen. Ze worden er niet vrolijker op, morgen verloopt hun visum.

Rendez-vous 2: Elspeth stapt het restaurantje binnen, samen met 2 andere Engelse meisjes (o.a. Fiona)! Door de drukte moet iedereen langer op z’n eten passen. Maar niemand die daar mee zit. In deze woonkamer, dicht bij de kachel, lijdt de gezelligheid er absoluut niet onder.

We hobbelen richting Tingri. Hier blijven wij een dag, terwijl Jan Willem en Heleen naar de grens gebracht worden. Bij ons laatste avondmaal samen komen ook de twee Duitse meisjes binnen. Een jeep met Duitsers heeft hen meegenomen. Morgen nemen zij onze plaatsen in de jeep op weg naar de grens.

05.30 uur We nemen afscheid van Heleen en Jan Willem. We staan in onze joggingbroek en fleece jack. Het is koud. We blijven zwaaien en tot slot knipperen we met onze zaklantaarns in het donker! We duiken weer ons bed in, lekker uitslapen. We wassen onze kleren in een bak met water. Wassen onszelf en elkaars haren. We pakken onze rugzakken opnieuw in en verdelen het eten voor onze tocht naar Mt. Kailash. Straks nog even de Cho Oyu bekijken. Heerlijke dag van niets doen. Het gebel en geklingel van de pony’tjes, ezeltjes en yaks voor de kar komen van alle kanten en lijkt nooit te stoppen. Zittend tussen de reizende Tibetanen die hier even uitrusten, zittend in de zon. Niemand roept ‘hello’, niemand blijft ons aanstaren, het leven gaat gewoon door. De vrouw des huizes is de groente aan het schoonmaken. Wachten op ons ontbijt, wat maakt het uit dat het lang duurt, wij hebben de tijd.

Pelgrimtocht naar Mt. Kailas
Mt. Kailas (6714 meter) de heiligste pelgrimplaats in Azië. Deze besneeuwde piek, minder dan 1000km verwijderd van de bronnen van de vier grootste rivieren van het continent (Indus, Brahmaputra, Karnaki, Sutlej) heeft een eeuwenoude aantrekkingskracht uitgeoefend op pelgrims van verschillende religies. Voor de hindoe is Kailas ‘de pijler van de wereld’ waar het hele heelal omheen beweegt. Voor de Tibetaanse boeddhisten is Kailas de ‘juweel in de sneeuw’. Voor de Bon-gelovigen is Kailas de plaats waar de stichter van de sekte uit de heuvel op aarde kwam. Tenslotte geloven de Jain-aanhangers dat de berg de plaats is waar de eerste profeet van dit geloof zich van de zonde bevrijdde voor hij begon te prediken.

Elke zomer trekken duizenden pelgrims uit alle delen van Tibet, Nepal en India naar Kailas. Sommigen leggen de hele afstand te voet af. Voor de anderen eindigt de tocht in Darchen, een dorpje op 4630 meter hoogte, een kleine plaats aan de voet van de noordwand van Kailas. Hiervandaan gaat de tocht (Kora) rondom de heilige berg.

18.45 uur: de jeep met Pensu en Mommoo komt met 3 Chinezen terug, die op weg zijn naar Lhatse en Lhasa. We vertrekken meteen. Volle maan en sterren verlichten de beekjes, bergen en lichten de sneeuw op. De weg is nu erg slecht. We moeten twee keer de auto uit omdat er trucks vastzitten. Als de jeep dan ook nog vast komt te zitten moet er geduwd worden. Rond 00.00 uur kunnen we dan eindelijk Raimund wakker trommelen en details bespreken voor onze tocht naar Mt. Kailash. Belangrijkste afspraak: de helft van de dag mogen er twee voor in de truck, in de warmte! De andere helft helaas achterin …

koudRaimund heeft een tweetal matrasjes gekocht en een soort van legerdeken. We kleden ons stevig aan: stof-/mond-doekjes, sjaal, handschoenen, capuchon op en 2 jassen. Maar het blijft steenkoud. Langzaam worden het minder huizen, minder mensen, de omgeving wordt groener en zien we verschillende meertjes. Her en der ligt sneeuw. Op het kristalheldere water ligt ijs. De zon schijnt maar de wind is fel. Op de achtergrond gele bergen met daarachter witte bergtoppen. We gaan over een pas van 5600 meter. Bij de checkpoint stapt een Tibetaanse psb’er (Police Security Bureau) bij ons achterin. Enkel in een sweater en mooie Tibetaanse liederen zingend.

Saga, een godvergeten oord. We eten wat, doen boodschappen en zakken neer voor het guesthouse. Het geklingel van de koebellen, de herrie van een tv op de achtergrond. Tibetanen die met ons meekijken en mantra’s mompelen. We ontmoeten de Nl-Ashraf groep van René (waarover we menigeen in Lhasa hebben horen praten), Aussie Paul en Oosterbuur Jurn. Deze laatste heeft waarschijnlijk te lang in de zon gelopen of teveel buiten in de kou geslapen. Wat een figuur.

We slapen laat door een heerlijke droge discussie als we allemaal diep weggedoken in onze rugzakken liggen. Voorbeelden: "Did you know that Sven Hedin walked in Tibet for 60 days without seeing a human being? It is amazing!" (Jurn) "Maybe he walked slow" (Raimund). "I walked to Kailash in 14 days. No map, no compass. Sometimes I slept outside. My sleeping bag helps me to survive during the night … I went crazy at the back of the truck. It took a route that I didn’t take, it took him 6 hours but I only walked 6 days … Paul do you remember the first thing you said to me? …. Have you been fined too?" (Jurn). Paul kent eerder genoemde Fiona (heeft met haar door China getrokken) en Jurn kent de twee Duitse meisjes weer, wat is het reizigerswereldje toch klein. Het wordt laat.

truckWe maken ons op voor de tweede etappe naar Kailas. Reizigersontbijt: koekjes. De variatiemogelijkheden in het eten worden steeds beperkter. Nog even en we moeten het alleen nog maar hebben van instant noodles. Lode start samen met de gids (waar we niets aan hebben, weten niet eens een naam en hij spreekt ook nog eens heel slecht Engels en is waarschijnlijk meer Chinees dan Tibetaans) voor in de truck. Bruine bergen, blauwe lucht, geiten, yaks. Onderweg stoppen we bij vrienden van de chauffeur. Een dood schaap ligt gevild op het erf samen met yakschedels en beenderen. We krijgen yakboterthee (niet zout gelukkig), sweet milk met geitenharen en droog brood. Lieve kindjes en snoepgoed. Mooie onderbreking.

Op weg naar (Old) Zhongba verandert het landschap. Het wordt zanderiger. De weg, de bergen. We kunnen ons bijna niet voorstellen dat dit Tibet is. Het is meer een woestijn. De plaatsen worden gewisseld. We komen vast te zitten in het mulle zand, te riskant werd ons van tevoren gemeld. Niemand mag met een enkele wagen op stap. Altijd moet een jeep vergezeld gaan van een truck, of andersom. Hier zien we meer dan yaks, geiten, schapen, konijnen en marmotten: wilde ezels, (sneeuw)arenden, vossen, antilopen , kraanvogels …

Plotseling krijg ik een lachstuip. Wie gelooft nu dat wij vakantie vieren. Hobbelend, nee stuiterend, achter in een truck, vies en stoffig, maar vooral ijskoud, als een stel kleine kinderen onder dekens liggend, als een stel mummies ingepakt. Alle kleren die we hebben, hebben we over elkaar aangetrokken. De joggingbroek en onderste shirts gaan al helemaal niet meer uit. Wij weten waarom die Tibetanen zich niet wassen.

AchterinParyang is echt in de ‘middle of nowhere’. Een zandplein waar zandkleurige blokken huizen omheen zijn gebouwd. Een ‘guesthouse’ waar Big Mamma de scepter zwaait. Eten: tsampa (soort kneedgum), gedroogd yakvlees (hout zonder splinters). We maken ons noodle soepje met biscuits en plannen de rest van de tour. Het is grauw, de rivier waar we doorheen gaan is deels bevroren en af en toe valt er sneeuw. De wind is guur. We rijden nu al ruim 5 uur over een grauwe lege vlakte. De bergen hier zijn meer rotsen. In de rotsblokken die naar beneden zijn gevallen zijn mantra’s gekerfd ‘Um Mani Padme Hum’. De drie pelgrims bij ons achter in de truck, schudden heen en weer van links naar rechts, omhoog en hard weer naar beneden. Ondertussen luid zingend en aan hun kralen draaiend. Hoe is het mogelijk dat ze het heen en weer schudden van de benzinetanken kunnen overstemmen.

Eindelijk is het de beurt aan Raimund en mij om voor in de truck te zitten. Marmotten schieten links en rechts voor de auto. Rent de een links de ‘weg’ over moet de volgende weer zonodig rechts. Zelfs de schapen, geiten en yaks beginnen in het wilde weg te rennen als ze de truck horen. De schattige kleine yakkalfjes rennen zelfs honderden meters met de truck mee. Af en toe passeren we kuddes yaks of schapen of een afgelegen tent. Veel harder als 20 of 30km per uur gaan we vaak niet. Het wordt weer heuvelachtiger en groener. Her en der vliegen adelaars op en schieten vossen de heuvels in. We komen in het zichtveld van het heilige Lake Manasarovar.

Het waait hard. Hier moet gestopt worden. De Tibetanen knielen en hangen sjaals bij de gebedsvlaggen. Zomaar naast een dorpje van een tiental huizen staat weer een checkpoint. Heeft iedereen wel de juiste permits? De Tibetanen moeten groente achterlaten om hier voorbij te komen. Gecontroleerd worden om in je eigen land te reizen? Een eerste blik op Mt Kailas. Gigantisch! Weer moet er gestopt worden om respect te bewijzen. Maar dan worden we in het niets ineens gestopt door een legertruck. Vinden we hier al veel swastika-tekens (ondanks dat ze hier een heel andere betekenis hebben dan het hakenkruis van Hitler) nu worden we gestopt met een Heil Hitler-groet. De spullen van de Tibetanen worden grondig doorzocht en ook Lode moet zijn rugzak helemaal omkeren. Reden: Dalai Lama-plaatjes zijn verboden. Ik spring bijna uit mijn vel. Wat moeten die Chinezen nu weer hier?! Hoe mooi ik China ook vind, de Chinezen blijven irritant.

‘Land of snows’
Darchen bestaat voornamelijk uit nomadententen van pelgrims. De Tibetanen zijn allemaal verschrikkelijk vrolijk. Hier zijn is een feest. Het guesthouse is geheel vol, maar voor drie foreigners is er nog wel plek. Lode is achter op de truck zo koud geworden dat hij niet kan stoppen met klappertanden en zijn hele lichaam trilt. Mijn angst voor hoogteziekte neemt steeds meer toe. Wie vertelde dat je ook als je allang weer terug bent op een hoogte van 3000 meter het alsnog kan toeslaan. Misschien toch maar de Kora rond Mt. Kailash een dag uitstellen?

Als we de volgende ochtend dan toch vertrekken rond 08.00 uur, sneeuwt het en is het verschrikkelijk koud. Met de vage routebeschrijving lopen we direct al verkeerd. De sneeuw heeft ieder pad weggevaagd. Het festival van twee dagen geleden heeft nog zijn naweeën, vele tenten, trucks en Tibetanen. Lode besluit om niet met ons omhoog te lopen naar een plateau.

‘Sky burial, take the body to a designated high place, dicing it up and leaving the resulting mess to birds of pray (vultures)’. Lamas daarentegen en senior monniken worden gecremeerd. Weer lopen Raimund en ik eerst fout, we zijn compleet zonder zuurstof door deze klim. De vermoeidheid begint ons al aardig te raken. Hoe blij kan je zijn met een stukje chocola dat Raimund mij geeft. Als we uiteindelijk het plateau naderen zien we vechtende gieren, veel kleren en opgestapelde stenen. Een aantal gieren gaat met veel kabaal voor ons op de vlucht, cirkelend boven ons hoofd. Een aantal overblijfselen van menselijke lichamen voor ons overlatend … Raimund vindt het onmenselijk. Maar wat is onmenselijker, het begraven of cremeren van het lichaam of het lichaam uiteindelijk als eten voor de dieren geven. Als de geest het lichaam heeft verlaten, heeft het lichaam geen functie meer. Toch vreemd om daar een hand, hier een voet en verderop een ruggegraat te ontwaren. We peinzen wat, staren wat voor ons uit en besluiten snel naar Lode terug te gaan, we hebben nog wat kilometers te lopen.

We doen stuivertje verwisselen met pelgrims. Wij gaan sneller, maar rusten ook vaker. Af en toe valt er sneeuw. Ieder zijn eigen tempo over het licht stijgende dan weer dalende pad. Om 15.00 uur begint de vermoeidheid danig toe te slaan. Hadden we er al niet moeten zijn? Waar moeten we die rivier over? Lode heeft ademhalingsproblemen en wil eigenlijk niet meer verder. Dan toch maar net als Jurn buiten slapen in de kou rond -/- 20 graden? Als we vervolgens een sneeuwstorm krijgen, ondermijnt dat behoorlijk onze spirit. Vandaag nog geen blik op Kailash gehad door de bewolking (wel een eindeloos uitzicht op andere hoge witte pieken), vermoeid, koud, niet wetend waar we zijn, ploeteren we voort. Ik zie dat Lode slingerend vooruit komt. De anderhalve pelgrim die in tegengestelde richting loopt proberen we met handen en voeten te vragen waar het Chi Phuk klooster is. Maar duidelijkheid krijgen we niet.

pelgrimsWe volgen een groepje pelgrims en stoppen bij een groepje dat onbeschut tegen de sneeuw thee aan het drinken is. Geweldig volk, we worden met de haren erbij gesleept en worden gedwongen wat te drinken. Op dit moment denk ik dat alles me zal smaken, echter dit goedje is wel heel vreemd. Niet over nadenken, zorgen dat we vocht binnenkrijgen. Langzaam gaat het minder hard sneeuwen. We gaan door. We gokken op iets, wat lijkt op een huis en een stal. Moeten over de rivier en het ijs. Door de sneeuw zie je niet waar de oever eindigt en de bevroren rivier begint. Verder zoeken naar een brug heeft geen zin. Veel verder dan 100 meter kunnen we toch niet kijken. Ik geef nog een laatste eindspurt naar een open deur en val doodvermoeid en zwaar hijgend binnen. Ik moet gaan zitten, krijg thee. Ik steek nog twee vingers op en wijs naar de deur. De man zet alvast twee extra kopjes thee klaar. Met het beste handen en voetenwerk en het woordenboekje kom ik erachter dat we bij het klooster zijn. Deze 4 kamertjes zijn het guesthouse en het huis boven op de berg is het klooster waar drie monnikken zitten. Lode duikt direct zijn bed in. Om 18.30 uur begint nog een sneeuwstorm, heftig nu al ruim 5 cm. Hoe moet dat morgen?

We komen pas om 09.30 uur uit ons bed. De sneeuw ligt hoog. We besluiten naar de noordzijde van Mt. Kailas te gaan, zonder bagage. Het verschil met het uitzicht van gisteravond wijkt behoorlijk af. Wat gisteren nog bruin was, is nu geheel wit. Fantastisch. Een goede training voor morgen. We moeten langs en op de rivier naar boven. Dat wat vanuit ons kamertje een peulenschil lijkt, kost ons toch al gauw twee uur klimmen. Alleen de geluiden van stromend water onder ons, parelhoenders en onze eigen voetstappen zijn hoorbaar.

Ik haak al snel weer af. Ademnood en pap in de benen. Ik voel me slap en moet op mijn ademhaling letten. Neus in, mond uit. Of uiteindelijk mond in, mond uit – maar vooral niet te snel. Kleine voetstappen, tellen, nog 5 en je mag rusten. Kop omlaag, 1,2,3 kop omhoog, borstkas vol laten lopen, tot 10 tellen en weer verder. Niet vergeten te drinken, kleine hoeveelheden eten (anders verteert het niet). Nummers van Bowie zingen in mijn hoofd. Het is gelukkig niet zo koud als gisteren.

Gisteren voelde ik mij ellendig. Ik wist dat we aan de verkeerde kant van de rivier liepen. Door de sneeuwstorm was de andere kant niet te zien. Mijn warrige gedachten bundelen, we lopen er voorbij! Voor mij zie ik Raimund en Annet, doorbijten. Mijn pas is gedegradeerd tot sjok. Als het stadium van sloffen maar niet bereikt hoeft te worden. Probleem is dat we geen idee hebben waar de eindstreep is, geen idee hoe ver we nog moeten. Als de storm gaat liggen zien we eindelijk in de verte een huisje. Een dik half uur later lig ik uitgeteld in mijn slaapzak. Nog vijf dagen te gaan … Ik kom boven, alleen wat later.

Kama TashiLaat in de middag laat Kama Tashi mij het klooster zien. Lode slaapt. Raimund loopt ergens. Het is niet groot. Er hangen plaatjes van de Dalai Lama. Tja, welke Chinees komt nou helemaal hier naartoe om te controleren. Stapels mantra-boeken, kaarsjes en een paar beelden in de drie ruimtes. De plaatjes die ik hem gisteren heb gegeven, zijn zorgvuldig opgehangen. Kama staat constant dicht tegen me aan en wil me de volgende ruimte laten zien, meditatie-ruimtes uitgehakt in de rotsen enkel verlicht door kaarsen. Doordat de sneeuw van de daken begint te smelten, lekt het aan alle kanten. Waterdicht is het hier zeker niet. Het uitzicht vanaf het dak van het klooster is geweldig: Mt Kailash. Kama wil leren tellen in het Engels, maar gaat compleet de fout in. Dan maar alles opschrijven en keer op keer herhalen. Kama hangt over mijn knieën. De andere monnik zit tegenover ons en knikt af en toe bemoedigend. Jammer, maar ook ben ik blij, dat ik mijn camera niet bij me heb, het zou het moment verpesten.

06.45 uur. Wassen met sneeuw en na een dubbele instant noodle soep gaan we op pad. Raimund treuzelt nog wat en vertrekt later. Zoveel pelgrims, ongelofelijk! Volgens de boeken wordt dit de zwaarste dag. We moeten een pas over van 5.662 meter en een paar honderd meter recht omhoog klimmen. Toch loopt dit een stuk makkelijker, al deze mensen om ons heen. Zelfs het pad is nu makkelijker te volgen. Het is koud, ons drinkwater bevriest in de veldfles. Kailash ligt er schitterend bij. Het lopen gaat goed. Annet is beresterk en ik kan redelijk volgen in mijn eigen tempo. Tijdens een klim naar weer een begraafplaats sluit Raimund aan. Hij was gisteren op onze ‘rustdag’ nog een paar keer omhoog gegaan. Nu heeft hij de route bovenlangs genomen. De klim heeft het venijn in de staart. We rusten even tussen de besneeuwde stenen, totdat de steen beplakt met haren blijkt te zijn en allemaal kleren om ons heen liggen…

Raimund heeft het zwaar, te ijverig geweest. Het laatste gedeelte heeft een Tibetaan zijn rugzak gedragen. Hij voelt zich niet lekker en ziet er raar uit. We overleggen. Weten het niet zeker en overleggen weer. Raimund gaat terug en wil dat wij doorgaan. Maar stel dat er iets fout gaat? We spreken af dat indien hij morgen niet om 4 uur in Darchen staat, dat wij hem met een groep Tibetanen en yaks gaan halen. Toch blijft het in ons hoofd. Stel voor dat .. , als hij maar niet .. We gaan het proberen, de klim over de Drölma-la (pas). Daar hoog boven ons, daar gaan we naartoe. Kleine stappen, voeten scharend neerzetten, rustig tempo tussen de pelgrims. Een geschenk van boeddha: een bebrilde pelgrim neemt Lode’s rugzak over! Het is goed voor zijn karma om anderen te helpen. Als Lode hem nou helpt om zijn karma te verbeteren zou dat dan ook goed zijn voor Lode’s karma? Stijl omhoog. Het is afzien, maar het gaat goed.

topJe weet dat je er bijna bent, maar schiet geen flikker op. Nog meer rusten. De gebedsvlaggen op de top worden zichtbaar. We halen het, 5.662 meter, geweldig! Zo trots op Annet, met rugzak sneller klimmend dan ik. Vermoeid maar voldaan zoals dat heet. Pelgrims rusten uit. De een komt weer bij ons ‘Goetsie goetsie Dalai Lama’. De volgende schudt ons de hand. Ja, het is zeker een prestatie. Niet wetend dat we nu nog 6 uur moeten lopen naar het guesthouse.

We dalen samen met een vriendelijke groep pelgrims in twee uur. Langs het hoogst gelegen meer ter wereld, dat het hele jaar door bevroren is. We horen de echo van zingende pelgrims. Voor ons een groep meisjes, achter ons roepende mannen. Daar tussendoor horen we hele groepen zingend van verderop gelegen bergen. Wij lopen door over ijsvlaktes en tussen granieten brokstukken naar beneden. Op het vlakke stuk komen we de man met de hamer weer tegen en we moeten nog 4 uur langs de rivier. Hopend achter iedere bergkam dat het klooster met guesthouse opduikt.

tentHeerlijk relaxed wakker worden, we nemen het ervan en slapen uit. Op de achtergrond een zingend kind, parelhoenders en duiven. In de verte een blaffende hond. De zon schijnt, witte bergtoppen op de achtergrond, een nomadentent op de voorgrond. Even komt de vrouw des huizes ons controleren. Ja, het is al laat, we gaan al op weg voor de laatste 4 uur naar Darchen.

Darchen

Het is redelijk eenvoudig: tamelijk vlak. Toch merk ik de inspanning van gisteren. Omhoog moet ik steeds lossen. De natuur is schitterend: besneeuwde bergtoppen, een kloof met rivier. We zijn alleen, de eendaagse pelgrims kunnen hier nog niet lopen. Het valt me tegen, ik ben alweer snel aan het hijgen. Annet hobbelt rustig verder. Aan het einde van de kloof zien we een ‘Chinese’ tent. Checkpoint? Nee, ticket office! 50 Yuan. Belachelijk, we lopen gewoon door. Geld betalen om rond een berg te mogen afzien als toerist, hoeveel gekker kunnen die Chinezen worden? Je kunt Darchen al zien liggen, maar het duurt lang voordat we er zijn. Raimund komt al op ons afgelopen. Hij is vanochtend in 5 uur teruggelopen van het guesthouse. Hij voelt zich goed, al onze zorgen voor niets! Wij doen over onze ochtendwandeling 2,5 uur. Niet slecht, maar ik ben wel kapot. De kora zit erop, we kunnen trots zijn op elkaar.

De permits laten op zich wachten. Hadden deze door de PSB’ers in die 4 dagen niet klaar kunnen zijn? Hier staat ook een meneer ons op te wachten, de 50 Yuan van het ticket office moeten alsnog betaald worden. Eindelijk kunnen we door naar Chui Monastery, gelegen aan Lake Manasorovar. Het guesthouse ligt aan de voet van een heuvel waarop het klooster ligt. Hiervandaan kijken we een tijdlang naar het geweldige uitzicht op dit heilige meer. We hadden de pelgrimroute rond het meer gepland. Maar waarom een tweedaagse route lopen als we hiervandaan rustig van het uitzicht kunnen genieten en uitrusten.

We hobbelen langs het meer met Hond in ons kielzog. Sinds onze aankomst volgt dit dier ons trouw. Zelfs als we moeten plassen begeleidt hij ons trouw. Het lopen wordt bemoeilijkt door mul zand en vliegjes (muggen?). We lopen twee uur en zinken neer aan de oevers van het meer. Een zandstrand, mooi weer, blauw/groen water, gebedsvlaggen, Hond niet ver achter ons: onze enige zorg is wanneer het gaat waaien, zoals elke dag.

Hoeveel dagen heb ik me al verheugd op de hot springs …. Sinds Gyantse hebben we ons niet meer kunnen douchen (11 dagen!). Iets wat op warm water lijkt, scheren (dag baard), haar wassen, heerlijk. Maar te warm om in te zitten, helaas geen bad. Het was toch te koud om al die dubbele lagen kleren uit te trekken. Jammer genoeg is het eten hier ook niet veel uitgebreider dan in de rest van West Tibet. Instant noodles voor ontbijt, lunch, avondeten en zelfs als koud tussendoortje.

We genieten nog een extra dag van de plotselinge rustpauze voordat we richting grens gaan. Eerst stappen er twee Chinezen bij ons achter in de truck en proberen ons van onze matrasjes te duwen. Een leraar en kunstenaar uit Chengdu, behangen met camera’s. Even later sluiten 4 toeristen aan, zij wachten al twee dagen op een lift in verschillende sneeuw- en hagelbuien. Duitser Bastiaan samen met Scott uit San Fransisco en Nathalie en Jay. Een vaag stel eveneens uit San Fransisco, geheel op meditatie gericht.

Terug in Saga, beter eten. Toch blijft het een grote vuilnisbelt. De enige afwisseling hier zijn reizigers op weg naar en van Mt. Kailash. De Chinezen die hier zitten kunnen hun gemaakte fouten hier ver weg van hun moederland sneller goedmaken. Terwijl ik dit schrijf staan vijf man met open mond om mij heen. Achter mij staan zo’n 15 kinderen en volwassenen in de slaapkamer van onze reiscollega’s te gluren. ‘Tashi dele’. Bijna iedere groet wordt gevolgd door een verzoek: ‘Pen’? begeleid door een schrijvende beweging in de hand. ‘Dalai Lama’? foto’s van de grote man van Tibet zijn verboden en kunnen celstraf tot gevolg hebben. ‘Eten’? pelgrims die een hand naar de mond brengen. Maar dringen niet echt aan. ‘Geld’? het meest schrijnende verzoek.

Woestijn en besneeuwde bergtoppen. De ‘short cut’ van Saga naar Nyalam gaat over een slechte weg, maar het uitzicht is geweldig. Richting Himalaya. De achterzijde van de truck is nu bijna geheel open. Liggend achterin geeft het gevoel alsof er een film afgespeeld wordt. De truck draait 180 graden om met grote bochten een pas over te komen, het hele landschap draait aan ons voorbij, de ene berg nog mooier dan de andere. De een meer begroeid, de volgende nog witter en de ander meer een rotsberg. Links een kudde geiten, rechts een kudde yaks, de hobbelweg achter ons latend. We klimmen gestaag richting Friendship Highway. De chauffeur probeert een directe ‘short cut’ stijlrecht van de berg af in een iets te hard tempo … Gelukkig zijn de remmen goed.

Nyalam, in een nabij gelegen pand barst de muziek los. Lode gaat op onderzoek uit en vindt een heuse disco waar onder andere 2 Unlimited’s ‘No limit’ wordt gedraaid. Ik krijg 5 Tibetanen tegenover me op de dansvloer. Dan maar meedoen!

Nepalvlag
Kletterend water, zingende vogeltjes en de geur van groen. Het verschil met Tibet kunnen we zien, horen en voelen. We rennen door Zhangmu, de grensplaats aan Tibetaanse zijde, voor het wisselen van onze yuans op de zwarte markt. Om vervolgens met ons clubje van zeven, via de ‘short cut’ af te dalen naar Kodari. We lopen nog in onze winterkleding, maar nu zitten we toch echt in een tropisch woud in een deken van warmte. Over op het andere extreme, in onze korte broeken en T-shirts springend van de een op de andere steen, uitglijdend. Tussen de kleurige bloemen en de zingende vogeltjes. Na weken van kou, kunnen we nu weer volop zweten. De rode streep op de ‘Friendship Bridge’ geeft de grens aan. Een verademing: twee immigratie ambtenaren van Nepal maken geintjes, ‘no problems’ en veel lachen. Onze stempels hebben we zo, dat is wel wat anders dan bij die stugge Chinezen, die onze visa keer op keer bekijken en twijfelen of ze deze wel toestaan.

Iedereen fleurt op bij het zien van de menukaart in Kodari. Weken van instant noodles zijn voorbij! Vervolgens rijden we in een originele Nepalese truck naar Kathmandu. Bastian en Scott achterlatend die zich willen wassen in een nabijgelegen hot spring. Kleurig geklede mensen in groene rijstvelden.

Kathmandu: warm, smog, van ‘hello, you look’, ‘change money?’ tot ‘you want?’ en een douche. We spreken af met onze truckclub voor het avondeten, maar in dit paradijs gaan we vooraf alvast een extra ronde doen! Hier nemen we afscheid van Bastian en Scott, Nathalie en Jay. Maar vooral van Raimund, onze rode draad in Tibet, van 11 mei tot en met 4 juni. Geen ‘no hot water’, ‘too early for breakfast’, blikken pork en tuna fish of technologische snufjes meer.

Toch maar niet fietsen door Kathmandu Valley, wel raften! Vertrek: 06.30 uur. Veel groen, veel water, veel lol. Drie jongens uit Praag en een Française. Kamperen aan de oever van de rivier. Duizenden sterren tonen zich boven ons. De Tsjechen roken een stikkie en discussieren over het leven. Ook wij richten ons op energievelden, toeval en leervolle ontmoetingen. We willen niet slapen, het is te mooi, te rustig, te relaxed. Wassen is niet nodig, we plompen toch weer zo in het water.

De zon brandend op onze benen en schouders ... verbrandt! Het groen hoog boven ons op de bergen, de rotsen. Rustig voortkabbelend in onze rubberboot, als er tenminste niet ‘forward peddle’ geroepen werd. Af en toe tijd om te zwemmen, als verfrissing tegen de hitte, je mee laten nemen door de stroming, drijvend in het reddingsvest. Spelend in het water met de Nepalese kindertjes, spetterend rennen ze om ons heen: springend in het water, rollend in het zand, de Tsjechen nadoend door stenen in het water te gooien, kwebbelen ze er lustig op los. Een waar paradijs.

Raar idee, onze laatste echte vakantiedag voordat we naar huis gaan en toch voelt het niet zo! Op zoek naar de bus naar Pashupatinath en Bothnath. De smog, gillende Aziaten, slapende kinderen, mannen met drollenvanger broeken, vrouwen in sahri’s, moderne jongeren, het duurt lang voor we vertrekken ... Een sadhu bedelt. De stalletjes met meloen en ander fruit of sap in de hete zon, hoe lang ligt het opengesneden fruit daar al? De ranzige lucht die in de stad hangt maakt dat je er geen zin in hebt. Maar beter ook: van welk water zouden die waterijsjes gemaakt zijn?!

BodnathPashupatinath, de gebouwen zijn typisch, de tempels als in India. De Bagmati rivier is zwart van de as. Afval en bloemen drijven langzaam met de stroom mee. Een paar sadhu’s sukkelen in de zon. We zijn getuige van een lijkverbranding. Langs diverse tempels lopen we naar de grootste stupa ter wereld, Bothnath. We treffen Elspeth hier opnieuw. Samen een visum voor Tibet gedeeld, dezelfde dormitory in Lhasa, elkaar in een dorpje op weg naar Everest en ook weer in Old Tingri getroffen. We hebben heel wat bij te praten, delen een tuk-tuk (brommer met achterbak) en voor de laatste maal nemen we afscheid van elkaar.

Meer foto's in het fotoboek
Home





Copyright 2003 - Annet Blanken & Lode Broekman